vestigen en hoe de Gemeente zich tot de vol gende punten zal stellen: 1) Verzorging van gas, water en electriciteit. 2) Aanleg van een steiger aan het kanaal door Walcheren. 3) Het maken van een doorgang door den dijk langs dit kanaal. Veere ofVlissingen? Het Gemeentebestuur van Vlissingen deed per 28 juli 1920 voorstellen over de aanleg plaats bij de kanaaldijk en de verdere instal laties. Daar Fokker in het buitenland ver bleef is deze kwestie blijkbaar uitgesteld, want tot een verdere afhandeling is het niet gekomen. Fokker had inmiddels per brief dd. 5 augustus 1920 contact opgenomen met de Minister van Marine. Hij schreef: Ik moet weg van de E.L.T.A. want het vliegterrein is er niet meer. Geef me Veere, dan zal ik op Souburg een hangar zetten. Via deze depar tementale relatie kreeg Fokker via het Ministerie van Waterstaat de gelegenheid om zich in mei 1921 in Veere te vestigen in de leegstaande constructiewerkplaats en hangar van het voormalige Marine Vliegkamp aan het Kanaal. Over de hangar op het Souburgse veld werd niets meer ver nomen. Dat was spijtig voor Vlissingen. Maar van Woelderen had nog meer pijlen op de boog. In juli 1920 ging hij eens praten in 's-Gravenhage bij de nieuwe KLM. Daar moest zeker iemand zijn die belangstelling had voor het gebruik van een interessant luchtvaartterrein. Promotor van Woelderen had het goed gezien. Hij ontmoette daar een voortvarend persoon die eveneens interesse had voor het vliegterrein bij Souburg. Dat was de admini strateur (later directeur) van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën (KLM), de heer Albert Plesman. De jonge KLM had inmiddels per 17 mei 1920 de luchtlijn Amsterdam-Londen geo pend en aan de lijn Amsterdam-Hamburg werd reeds gewerkt. Maar Plesman had toen, in 1920, ook al grote plannen voor de binnenlandse luchtverbindingen en dat was koren op de molen van burgemeester van Woelderen. Interesse KLM Bij zijn voormeld bezoek aan Albert Ples man in 's-Gravenhage had hij de voordelen en mogelijkheden van het vliegterrein bij Vlissingen op tafel gelegd. Plesman zag er wel wat in en deelde per brief dd 6 augustus 1920 aan van Woelderen mee dat hij, om de waarde van het vliegveld te leren kennen, per eind Augustus eenige toestellen op het vliegterrein Souburg zou willen stationeren voor het maken van proefvluchten tusschen Amsterdam en Vlissingen en Vlissingen en Hengelo. Alsmede voor het maken van pas- sagiersvluchten ten dienste van het publiek in Vlissingen, Middelburg en Domburg. (Dit is de aanleiding geweest voor de binnen landse lijnvluchten van de KLM, die echter eerst officieel per 1 juli 1931 werden geo pend met de lijn Rotterdam-Haamstede. Pas op 2 mei 1932 werd deze lijn doorgetrokken naar Vlissingen). In genoemde brief vroeg Plesman of hij tegen het einde van de maand augustus 1920 reeds kon beschikken over de bespro ken hulpmiddelen zoals een hangar van 20 x 20 meter, een vlaggestok met vlag voor de windrichting, een kantoortje voor de KLM- vertegenwoordiger en een telefoonaanslui ting. Reeds zes dagen later lag de bevesti gingsbrief al bij Plesman op tafel! De KLM had intussen bij het Ministerie van Waterstaat een verzoek ingediend om de beschikking over het vliegterrein Souburg te verkrijgen voor het maken van proef vluchten. De Minister hield eerst even rug gespraak met B&W van Vlissingen en vroeg per brief dd. 18 augustus 1920 bevestiging van hetgeen hem ter ore was gekomen, namelijk dat de gemeente Vlissingen het van veel belang achtte, wanneer het militai re luchtvaartterrein Souburg bij Vlissingen kon worden betrokken bij het burgerlijk luchtverkeer. De Minister kreeg terstond een positief antwoord en de vergunning voor de KLM werd vlot afgewerkt. Plesman schreef aan van Woelderen per 25 augustus 1920: ...dat ik u zeer dankbaar ben voor de door U aan mij toegezegde medewerking. Ik maak u er beleefd op opmerkzaam, dat voor- loopig met een linnen hangar kan worden volstaan, waarvan de prijs ongeveer 4800.- is, zoodat dit voor Uwe gemeente geen hoogere kosten brengt. Een dergelijke han gar kan ruimschoots 11/2 jaar dienst doen, terwijl bij toename van het luchtverkeer eventueel tot het bouwen van een perma nente loods kan worden overgegaan. Het voorloopig plan is, de bewoners van 8 Den Spiegel, januari 1998

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1998 | | pagina 8