Souburg bleef noodlandingsveld
De Koninklijke Marine, die steeds meer met
luchtvaart te maken kreeg en het nut hier
van inzag, vond het noodzakelijk dat bij de
Marinesteunpunten Den Helder en
Vlissingen ook Vliegkampen werden inge
richt. In opdracht van Defensie kwamen die
op Walcheren bij Veere en Souburg. Het
kleine landingsterrein bij Souburg was
reeds in 1916 overgenomen van de
Landmacht. Het veld moest veel groter wor
den en besloten werd om het nabijgelegen
fort, het Midden Reduit met de bijbehorende
gracht, te slechten. De Marine had de ver
plichting om ter plaatse voor de Landmacht
een schietterrein in te richten. De gehele
verbouwing leverde een groot vliegveld op
van ongeveer 30 ha, dat bestemd werd tot
Hr.Ms. Marinevliegkamp Souburg. In april
1917 werd de Marinevlieger Ltz. Karei
Doorman op Souburg gestationneerd om te
oefenen met de Marinekustwachtposten in
Zeeland en om de camouflage van de kust-
batterijen te controleren. Souburg is echter
een noodlandingsterrein gebleven, want het
Marinevliegkamp is noch afgebouwd, noch
officieel door de Marine in dienst gesteld. Na
1918 is het weer teruggegeven aan het
Departement van Waterstaat, dat er later
een hangar op liet bouwen.
Hr.Ms. Marinevliegkamp Veere dat gesitu
eerd werd bij de ingang van het kanaal naar
Vlissingen, kreeg twee hangars en een 'slip
way', een helling om watervliegtuigen op de
wal te trekken. Dit Vliegkamp werd op 2
september 1918 in dienst gesteld en in 1920
afgedankt wegens de algemene landsbezui-
nigingen. Door Defensie werd het object in
mei 1921 verhuurd aan de Fokkerfabriek.
Fokker's bedrijfsleider Reinhold Platz ging
er F- III verkeertoestellen en watervliegtui
gen bouwen. (Momenteel is op dezelfde
plaats de jachthaven 'Marina' gevestigd. De
'slip- way' is een paar jaar geleden helaas
gesloopt).
Nieuwe toekomst vliegveld
Na het einde van de Wereldoorlog op 11
november 1918 werd door de Overheid een
bezuinigingsbeleid ingevoerd, ook op mili
taire instellingen. Dat bracht grote verande
ringen mee. De oorlog was voorbij en voor
militaire objecten was er weinig belangstel
ling. Er moest weer opgebouwd worden en
de economie richtte zich op een nieuwe
vreedzame toekomst. Ook in de luchtvaart
begon men direct al aan vernieuwingen. De
nieuwe burgemeester van Vlissingen,
Mr.C.A.van Woelderen, die op 2 oktober
1919 werd geïnstalleerd, had een grote
belangstelling voor de luchtvaart en zag
hierin voor Vlissingen als havenstad grote
economische voordelen. Uitbreiding van
zee-, rail- en luchtverbindingen konden van
groot nut zijn voor Walcheren en geheel
Zeeland. Zoals velen ging hij ook kennis
nemen van de toekomstige mogelijkheden
op de grote luchtvaartexpositie te Amster
dam in augustus 1919, de Eerste Lucht
verkeer Tentoonstelling Amsterdam
E.L.T.A.). En toen op 7 oktober 1919 de
K.L.M. werd opgericht zag van Woelderen
hierin mogelijkheden om te komen tot ont
sluiting van de Zeeuwse eilanden. Bij
Vlissingen lag het oude noodlandingsterrein
Souburg, dat alleen werd gebruikt voor mili
taire doeleinden. Promotor van Woelderen
had reeds vooruitziende plannen voor de
ontwikkeling van dit vliegveld tot een inter
nationale luchthaven (Flushing Airport?),
waarvan Vlissingen en geheel Zeeland groot
profijt zou kunnen hebben.
Als goede propagandist voor de Zeeuwse
luchtvaartbelangen richtte de Vlissingse
burgemeester in 1920 het Walchers
Propaganda Comité voor de Luchtvaart op.
Van Woelderen, die blijkbaar over goede
departementale informatiebronnen beschik
te, had gehoord dat Anthony G. Fokker,
directeur van de op 21 juli 1919 opgerichte
N.V. Nederlandsche Vliegtuigenfabriek te
Amsterdam, naar een nieuwe vestigings
plaats met vliegveld zocht. Daar haakte van
Woelderen op in. Op 9 juli 1920 schreef hij
een brief aan Fokker, waarin hij de aan
dacht vestigde op de gunstige ligging van
Vlissingen. Fokker schreef op 24 juli 1920
terug: Alvorens wij definitief tot de vestiging
van een fabriek met vliegschool kunnen
overgaan, is het noodig, dat de militaire
autoriteiten en ook de Marine ons de noodi-
ge zekerheid voor de rentabiliteit van onze
onderneming verstrekken. Desbetreffende
onderhandelingen zijn dan ook hangende.
Gaarne zouden wij van u vernemen in hoe
ver het Gemeentebestuur van Vlissingen in
staat is, om ons tegemoet te komen, in 't bij
zonder als wij onze fabriek op het aan de
Marine toebehoorende terrein te Souburg
Den Spiegel, januari 1998
7