ten klok terug naar wintertijd. 8.15 uur:
kerkgangers van boord naar de kerk, R.K.
kerkgangers kleden, overigen dekken rui
men9 uur: Roomsche kerkgangers afmar
cheren.
Ook met Allerheiligen werd rekening gehou
den, R.K.militairen gingen dan naar de kerk
en daarna was het Zondagse dienst.
Protestanten kregen in de week gelegenheid
om naar catechisatie te gaan.
Naast nautische- was er militaire vorming:
excerceren, marcheren, schietoefeningen bij
Souburg, landingsoefeningen in gewapende
sloepen in de buurt van de Koop-
vaardijhaven en schietoefeningen met de
Balder. Sommige leerlingen behaalden het
brevet 'scherpschutter'.
De discipline was streng, het gedrag der
schepelingen gaf de leiding weinig reden tot
klagen. De in de militaire samenleving
gebruikelijke overtredingen kwamen voor:
te laat van verlof terugkeren, mankeren van
passagieren, van boord weglopen of niet ver
schijnen bij het gestraftenappèl. In enkele
gevallen werden ongunstige elementen tij
dens of na de proeftijd van de opleiding ver
wijderd.
Vermoedelijk dankzij de strenge discipline
kwamen ongelukken weinig voor. Op 15
februari 1927 ging het echter goed mis: een
matroos viel van de bak (voorschip) en raak
te zo ernstig gewond dat hij in het St.
Josephziekenhuis moest worden opgenomen
waar hij enkele dagen later overleed.
Op 22 februari was de begrafenis met mili
taire eer.
's Morgens werden aan boord vlag en geus
halfstok gehesen, 's Middags vertrok de
rouwstoet met tamboers en pijpers van het
ziekenhuis naar de Noorderbegraafplaats,
waar aan de groeve de militaire eerbewijzen
werden verricht. Na terugkeer aan boord
ging de vlag weer van top.
Tot de taak van het wachtschip behoorde
ook het verlenen van hulp aan andere vaar
tuigen: aan Hr Ms Z7 bij het optuigen van
een duikertoestel in de Buitenhaven, het
stutten en rechthouden van een sloep die bij
het Roeiershoofd was vastgelopen en die de
volgende dag werd binnengesleept. Loods
boot nr. 12 kreeg hulp van een duiker om een
stalen tros uit de schroef te halen en Hr Ms
Gelderland werd geassisteerd bij vertrek.
Ook de burgermaatschappij kon rekenen op
hulp, bv. op 7 december 1929. Toen werd aan
de Middelburgse brandweer assistentie ver
leend bij het blussen van een verwoestende
brand in de Lange Delft. Om 7 uur 's avonds
rukten alle aanwezige manschappen en een
deel van het wachtsvolk met al het beschik
bare materieel uit om te helpen. Pas om 4
uur de volgende ochtend was men aan boord
terug. De uitgeleende blusmiddelen werden
de maandag daarop met een mijnenveger
teruggehaald.
Ook in maart 1930 rukten de matrozen uit
bij een brand in een woning aan de Oude
Vlissingscheweg.
Een andere vorm van hulp was die bij de
jaarlijkse Scheldezwemwedstrijd, bv. bij die
van 8 juli 1933. Leden van de matrozenop-
leiding bemanden toen de volgsloepen. Ook
leverde de Marine seiners en een radiover
binding. Een mijnenveger gaf het verloop
van de wedstrijd draadloos door aan een
walstation in badpaviljoen Juliana.
Nu we het toch over 1933 hebben: dat jaar
was voor de Marine roerig begonnen. Begin
februari deed zich de muiterij op de Zeven
Provinciën voor. De leiding vreesde dat de
onlusten zouden overslaan en men nam -ook
op de Noord-Brabant- geen halve maatrege
len.
5 februari 1933:nemen gedurende den
naclit bijzondere maatregelen tegen een even
tuele inval van kwaadwilligen op het
Marineterrein, versterken schildwachten,
zetten dubbelposten op het terrein in, voort
durende patrouillering, tuigen twee mitrail
leurs op de campagne op, houden motor
brandspuit gereed, bewapening posten en
patrouille met scherpe patronen. Gedurende
de nacht geen bijzonderheden
De volgende ochtend werden de patrouilles
en posten weer ingetrokken, behalve de dub
bele post bij de hoofdingang. Wel was er nog
een aantal dagen verhoogde waakzaamheid.
Op 2 maart 1933 werd nog een motorsloep
met één korporaal en drie manschappen
naar Veere gezonden ter bewaking van het
mijnenmagazijn.
De inval der Duitsers op 10 mei 1940 maak
te op abrupte wijze een einde aan de Noord-
Brabant en de opleiding. Gedurende de oor
logsperiode van 10 tot 17 mei werden de
matrozen ingezet bij diverse activiteiten. Er
werden twee ploegen gevormd: één uit de
oudste opleiding, die tot taak kreeg patrouil
les te lopen en het wachtschip met omlig
gend terrein te bewaken. Een tweede ploeg
12
Den Spiegel, april 1998