molenstrandje te zwemmen maar de sterke
vloedstroom dreef hem het zeegat uit en zijn
hulpgeroep werd niet gehoord. Zo is hij toen
verdronken en pas dagen later in zee bij de
Westkappelsedijk gevondenMaar 'oom'
Markus, de broer van je Opa, die al loods
was, moet Pieter al eerder hebben zien drij
ven is mij verteld. Die twee mochten elkaar
helemaal niet. Toen Markus als loods op de
brug van een uitgaande boot stond, zei de
kapitein: "loods daar drijft een lijk!" Toen zei
oom Markus:..."laat maar drijven kap'tein, 't
zal mijn broer wel wezen....!"
Waar of niet waar... zo vertelde mijn groot
moeder op theatrale wijze een deel van het
dramaMaar wat was het echte verhaal?
Bericht in de Vlissingsche Courant:
Vlissingen, 5 October 1897.
Zondagavond (3 October), omstreeks half
tien, werd de Nederlandsche loodssloep, door
een van achter opkomende zee, met den voor
steven in aanraking gebracht met het achter
schip van de Belgische sloep, welke beide
sloepen waren uitgegaan om het binnenko
mende Duitsche stoomschip 'Rival' van een
loods te voorzien. De sloep schepte water, de
bemanning ging over naar de andere zijde,
waardoor de boot naar die zijde omsloeg en
alle opvarenden te water geraakten. Met veel
inspanning mocht het aan de bemanning
van de Belgische loodssloep gelukken vijf
van de acht personen te redden, doch door de
duisternis en den felle:: stroom zijn de overi
ge drie, helaas, een prooi der golven gewor
den. De omgekomenen zijn: de roeiers P. de
Jonge, J. Jilleba en J.A. Heydens. De gered
den zijn: schipper E. van Hoepen, de binnen
loods C.M. Willemse en de roeiers I.
Kamermans, J. Jobse en H. Mommaas. De
omgeslagen sloep is door de 'Coertzen' opge
vist.
Lijk sloeproeier gevonden
Na de begrafenis van twee van de drie ver
dronken sloeproeiers bleef P.de Jonge
onvindbaar, maar op 14 oktober 1897 (negen
dagen later), meldde de Vlissingsche
Courant: Door de bemanning van den
Nederlandschen Loodsschoener no.l, schip
per G.A. Ketting, werd hedenmiddag omst
reeks 12 ure bij het binnenkomen aan de
Roode Boeien, ter hoogte van het Badhotel,
een lijk drijvende gezien. De boot werd uitge-
Sloeproeier Pieter de Jonge, die op 3 oktober
1897 verdronk.
(foto A. Ceelen)
zet en nu bleek het 't lijk te zijn van den bij de
jongstleden ramp omgekomen sloeproeier
P.de Jonge. Aan wal gebracht, werd het met
behulp van eenig personeel van het
Loodswezen per brandcard naar het lijken
huisje gebracht.
Op 16 oktober 1897 werd Pieter de Jonge
met Corps-eer begraven. De Inspecteur van
het Loodswezen, de heer De Ruyter de Wildt
hield een rede en noemde het sloeproeien
een gevaarlijk beroep. Met troostrijke woor
den richtte hij zich tot de familie en drukte
de aanwezige roeiers op het hart zich niet te
laten ontmoedigen, doch ferm en flink als
voorheen hun plichten te blijven vervullen.
Wie waren die de Jonge'si
Markus en Pieter werden geboren in
Veendam waar hun familie een rederij had.
Blijkbaar zat daarin weinig perspectief
want Markus (21) ging in 1880 naar
Vlissingen om matroos te worden bij het
Loodswezen. Hij werd Loodskwekeling en
behaalde op 1 juli 1889 de rang van
Zeeloods. Als Loodsschipper le klasse ging
hij in 1915 met pensioen. Toen Pieter de
Den Spiegel, april 1998
15