en zich tijdens de tiendaagse veldtocht ver
dienstelijk gemaakt door de verovering van
fort St.-Marie op de linker Schelde-oever,
nabij het huidige Kallo.
Toen in de laatste fase van de opstand een
sterk Frans leger onder leiding van maar
schalk Gerard over Belgisch gebied oprukte
om de Citadel van Antwerpen te vero
veren,voerde Lewe het bevel over de middel
ste divisie van de op de Schelde gevormde
verdedigingslinie (van fort De Perel tot fort
Bath). Om de aanleg van Franse aanvals-
werken te verhinderen posteerde hij zijn
schepen voor de Kruisschans tegenover Fort
Liefkenshoek, waar het op 12 december 1832
tot een treffen kwam.
De Fransen hadden ondanks beschietingen,
namelijk toch kans gezien een mortierbatte
rij op te stellen, waarmee zij bommen begon
nen te werpen op het zeilfregat Euridice,
waar vanaf Lewe het bevel voerde over zijn
flottille.
Lewe kwam aan dek en had juist opdracht
gegeven om de Euridice uit de gevarenzone
te slepen, toen een scherf van een van de
weinige bommen die wel ontplofte hem aan
het hoofd trof en een eind maakte aan het
leven van deze bekwame en dappere hoofdof
ficier (afb.6).
6. Schout-bij-nacht Jhr. J.E. Lewe van
Aduard dodelijk getroffen aan boord van
het fregat Euridice.
(foto Marinemuseum te Den Helder)
7. Grafsteen van luitenant-admiraal O.W.
Gobius en echtgenote.
(foto L.J. Antonides)
5. Een grafsteen van luitenant-admiraal
Otto Willem Gobius en zijn echtgenote C.M.
Gobius de Brauw (afb. 7).
Ondanks zijn hoge leeftijd (geboren in 1758)
was Gobius gedurende de Belgische Opstand
opperbevelhebber van de Vesting Vlissingen
en na het voorjaar 1831 bovendien bevelheb
ber van de stroomafwaarts gelegen verdedi-
gings-divisie schepen (van Bath tot
Vlissingen).
Hij was een man die het overzicht behield en
op eigen gezag fort Frederik Hendrik bij
Breskens liet bezetten en luitenant- kolonel
Joseph Ledel van de Landmacht met man
schappen en materieel te hulp schoot in kri
tieke situaties. Bij het begin van de opstand
was aan deze namelijk opgedragen om met
een leger van beperkte omvang het hoofd te
bieden aan de opstandelingen die onder lei
ding van twee fanatieke revolutionairen in
dienst van het Voorlopig Bewind, de vicomte
Louis Adolphe de Pontécoulant en Ernest
Grégoire (een Franse arts uit
Spa), zich meester wilden maken
van Zeeuws-Vlaanderen (Sluis
en Aardenburg waren enige tijd
in hun bezit). Door met inunda
ties te dreigen en een gevecht
met de opstandelingen bij
Oostburg aan te gaan, slaagde
Ledel erin het gevaar te keren.
Hij was echter zo verbolgen over
het gebrek aan steun van zijn
landmachtsuperieuren dat hij
zich rechtstreeks met een brief
tot de Koning wendde om zich
daarover te beklagen. In deze
brief stelde hij: en ware het niet
dat de vice-admiraal, opperbe
velhebber der Vesting Vlissin-
Den Spiegel, april 1998