Vergeten monumenten
L.J. Antonides
Inleiding
Iedere Nederlander kent wel het karakteris
tieke standbeeld van Michiel Adriaansz. de
Ruyter op het Keizershoofd en iedere
Vlissinger zeker ook het beeld van de dappe
re loods en mensenredder Frans Naerebout
bij het Bellamypark.
Dit artikel handelt niet over deze monumen
ten en evenmin over het monument ter nage
dachtenis van de Engelsman D. O. Barwell,
die in 1779 bij de schipbreuk van het
Compagnieschip Woestduin omkwam, welk
monument een veilige plaats in de St.
Jacobskerk kreeg.
Het tracht daarentegen een antwoord te vin
den op de vragen, die schuil gaan achter de
zes kleinere maritieme monumenten, die
verscholen liggen in de bosjes van het plant
soen tegenover het Ziekenhuis en in de ver
getelheid dreigen te raken.
Een eerste inspectie leert al gauw dat vijf
ervan de herinnering levend willen houden
aan personeel van de Koninklijke marine
(Z.M. Zeemagt), dat een bijzondere rol speel
de bij de gevechten op en rond de Schelde tij
dens de Belgische Opstand, terwijl het zesde
te maken moet hebben gehad met omgeko
men zeelui van een Amerikaans oorlogsschip
in 1870 ten tijde van de Frans-Duitse
Oorlog.
De Belgische Opstand
Om de Franse expansiedrift te beteugelen
werd, na de Napoleontische periode, op het
Wener Congres in 1815 besloten aan de
Franse noordgrens een sterke bufferstaat te
vormen door de samenvoeging van Noord- en
Zuid-Nederland.
Aan onze Koning Willem I viel de taak te
beurt van Noord en Zuid een geduchte een
heidsstaat te maken. Hoewel hij zeer veel
deed voor de economische welvaart van dit
Verenigd Koninkrijk (1815-1830), slaagde hij
hier niet in.
In grote lijnen moet dit worden toegeschre
ven aan het grote verschil in aard en ontwik
keling van Noord en Zuid en aan de eenzijdig
opgestelde grondwet, die tot een dominantie
van het Noorden leidde.
Aangestoken door de Franse Juli-revolutie
van 1830, brak er in Brussel op 25 augustus
een oproer uit waarop de koning traag en
onhandig reageerde.
Een poging de stad een maand later gewa
penderhand met een groot leger te bezetten
werd na felle straatgevechten opgegeven om
verder bloedverlies te voorkomen. Door
desertie van Zuidnederlandse militairen
raakte het leger gedesorganiseerd. Het trok
zich terug op Antwerpen en raakte in het
nauw toen de opstand zich ook tot die stad
uitbreidde.
Op 27 oktober kwamen de op de Schelde bij
Antwerpen liggende marineschepen het
leger met gericht geschutvuur te hulp,
waarna de commandant van de Citadel, lui
tenant-generaal baron Chassé, de stad liet
bombarderen. Nadat het bombardement zes
uur had geduurd wist een delegatie uit de
stad baron Chassé te vermurwen tot een
wapenstilstand, die tenslotte overging in een
door de grote mogendheden opgelegde alge
mene wapenstilstand, die op 18 december
door beide partijen werd geaccepteerd.
Inmiddels hadden de opstandelingen in
Brussel de handen vrij. Een Voorlopig
Bewind nam het heft in handen en schreef
vrije, directe verkiezingen uit, die op 3
november werden gehouden. Het zo gekozen
Nationale Congres bepaalde op 22 november
dat België een onafhankelijke parlementaire
monarchie zou worden, maar niet onder een
lid van het Huis van Nassau.
Bevreesd voor revoluties stemden de grote
mogendheden met de scheiding in. Koning
Willem, een administratieve scheiding der
beide Rijksdelen in dit stadium accepterend,
ging akkoord met de door hen gestelde voor
waarden (de protocollen van januari 1831),
maar het Nationaal Congres verwierp deze.
De door Engeland naar voren geschoven
Belgische kroonpretendent Leopold van
Saksen Coburg, wist daarop een gunstiger
regeling te krijgen (de 18 artikelen van juni
1831), die ditmaal door Koning Willem wer-
2
Den Spiegel, april 1998