Veel is geschreven over de Vlissinger Michiel
de Ruyter, de grootste vlootvoogd aller tij
den. Wellicht dat door Michiel's bekendheid
over het leven en de daden van zijn stad- en
tijdgenoten de Evertsens en de Bankerts
minder verteld is en zij in de schaduw zijn
geraakt van deze beroemde Vlissinger.
Weinig is bekend over het geslacht Evertsen,
waarvan De Jonge zegt: 'Negentien krijgs
mannen sproten uit hetzelve voort. Negen
dezer offerden hun leven voor het vader
land'.
Evert Hendriksen was de stamvader van dit
geslacht. Hij was getrouwd met Leijntje
Leijnse en na haar dood met Aarnoudje
Bastiaansse. Wie zich verdiept in de stam
boom van de Evertsens verbaast zich steeds
weer over de zo fraaie namen van de vrouwe
lijke leden van deze familie; namen die we in
Zeeland nauwelijks meer tegenkomen.
Leijntje had drie kinderen waarvan Jan
haar tweede zoon was. Zij woonde met haar
gezin rond 1600 in het Groenewoud. Jan was
de eerste van het geslacht die zich Evertsen
noemde en hij voer als jong matroos en later
als stuurman aan boord van het schip waar
op zijn vader kapitein was. Alle Evertsens
voeren voor de Admiraliteit van Zeeland; op
oorlogsschepen dus.
Jan huwde omtrent 1595 met Maayken Jans
- de hoofdrolspeelster in dit verhaal - en zij
was ongetwijfeld de dochter van een van de
vele kapiteins die zich samen met haar
schoonvader Evert had ingezet in de strijd
tegen de Spanjaarden en Duinkerkers.
Maayken kreeg niet minder dan 11 kinde
ren. Dit waren achtereenvolgens Maayken,
Tanneken, Evert, die vroeg stierf, Johan die
werd geboren in 1600. Hij was de latere lui
tenant-admiraal van Zeeland. Dan was er
een tweede Evert die kapitein werd en in
1625 sneuvelde tegen de Duinkerkers.
Daarna werd Pieter geboren die ook jong
stierf en kort erna weer een Pieter die even
eens kapitein was en ook in 1625 sneuvelde
tegen de Duinkerkers. Haar zesde zoon heet
te Geleijn en hij sneuvelde in 1627 in een
gevecht op de Portugese kust tegen de
Spanjaarden. Dan wederom een dochter die
Janneken werd genoemd en daarna in 1610
Cornelis. Hij was eveneens luitenant-admi
raal van Zeeland. Maayken kreeg daarna
nog een dochter die zij Catalijntje noemde.
Ook dit kind stierf vroeg. Er bleven dus vijf
zonen en drie dochters over. Alle vijf zonen
sneuvelden in dienst van de Admiraliteit van
Zeeland, waarvan drie tijdens haar leven.
Toen Maaykens echtgenoot Jan kapitein
werd had zij reeds drie kinderen en tevens
de taak om het schip van haar man van pro
viand te voorzien. Door de Admiraliteit wer
den schepen gebouwd, uitgerust en van
bemanning voorzien, maar de proviandering
- dus het schip voorzien van mondkost - werd
aan de kapiteins overgelaten. Omdat de
schepen maar kort in de haven lagen, werd
deze taak door de kapiteinsvrouwen uitge
voerd. Kwamen de schepen van zee terug in
de haven van Vlissingen dan moest de pro
viand gereed zijn, omdat het schip alweer
kort erna vertrok.
Door de Admiraliteit werd voor voedsel per
bemanningslid vier stuivers per dag uitbe
taald en dit werd aan de kapiteins uitge
keerd. Veelal werden de schepen voor wel
drie maanden van proviand voorzien en uit
gaande van een gemiddeld aantal van 50
opvarenden, kan men zich voorstellen dat
het hier om niet geringe hoeveelheden voed
sel ging, die door de vrouw van de kapitein
werden aangekocht. Deze werden verzameld
en daar afgeleverd waar het schip in de
haven was afgemeerd. De grote hoeveelhe
den brood werden vaak door de kapiteins
vrouwen zelf gebakken waarbij de buurvrou
wen ook weer betrokken waren. Drie maan
delijks werd door de Admiraliteit uitbetaling
gedaan en zo komen we nu na vier eeuwen
Maayken weer tegen in het zo goed bewaar
de archief van de Rekenkamer van Zeeland.
Zij tekende daar in Middelburg voor de ont
vangst van niet geringe bedragen. Duidelijk
zal zijn dat deze omvangrijke zorg voor de
proviandering tevens een ruime verdienste
betekende.
Tot zover Maayken en haar taak als moeder
en bevoorraadster van voedsel voor het schip
van haar man. Met haar waren vele
Vlissingse kapiteinsvrouwen eveneens met
deze taak belast, maar waarom was
Maayken dan zo bijzonder?
In een gevecht met vijandige kapers sneuvel
de de echtgenoot van Maayken, Jan
Evertsen in 1617 voor de Franse kust nabij
Rochelle. Daar werd hij ook begraven en
Maayken bleef achter met acht kinderen.
Over de dood van Jan en de omstandigheden
waaronder hij stierf vinden we een mooi stuk
in het Gemeentearchief in Vlissingen. Toen
het schip van Jan in de haven van Vlissingen
terugkeerde en zijn plaatsvervanger kapi
tein Legier Pieterse dit trieste nieuws aan
Maayken vertelde, was zij een zeer bedroef-
Den Spiegel, oktober 1998
3