Vervolgens werd Jacoba op 6 september voor
de duur van twee jaren uitbesteed op de wol-
en naaiwinkel van juffrouw Bourdon tegen
betaling van zes pond Vlaams leergeld. Als
meisje was je immers voorbestemd om huis
vrouw te worden.
Op 9 maart 1776 vierde de familie Busken
in volle vreugde het 25-jarig huwelijksfeest.
'De feestdis voor achttien personen, was
gesierd met vijf hoofdschotels en een grote
tafelpastei of prommel in het midden. Een
speenvarken over een lamsquartier, twee
cappoenen over een koppel zweezers, voorts
tien assietten met verscheiden groenten,
etc. Het nadesert bestond uit vijfentwintig
schaaltjes, waarvan een amandelpast in de
vorm van een lopersmuts het middenstuk
uitmaakte. Neef Schader deed een zielsroe-
rend gebed, ter materie dienende en er wer
den diverse vaersen voorgelezen.' Aldus de
trotse Busken in zijn dagboek.
Een kleine dissonant was eigenlijk alleen
maar, dat de heer en mevrouw Winkelman
en ook burgemeester De Clijver wel op de
receptie kwamen, maar desgevraagd wei
gerden om ook bij het feestmaal aan te zit
ten. Kennelijk was Busken er nog niet in
geslaagd om tot de hoogste kring der regen
tenfamilies door te dringen.
In juni van dat jaar kwam de familie Van
der Swalme in beeld. Juffrouw Van der
Swalme had de familie een bezoek gebracht
en daarbij namens haar zoon verzocht of
deze met dochter Sibylla zou mogen verke
ren, hetgeen na enig beraad werd toege
staan. Het huwelijk met Simon van der
Swalme volgde op 10 januari 1777.
Op 2 november werd het eerste kleinkind
geboren, dat de naam Abraham kreeg. (De
latere burgemeester van Vlissingen en
schout van 's Lands Vierschaar). Dan volgt
een tweede geboorte op 29 augustus 1779
van Conradus. Moeder Sibylla had een zeer
voorspoedige bevalling en had overvloedig
'zog'voor het kind, aldus grootvader Conrad.
'Maar drie weken nadien, op een zondag,
werd ze plotseling overvallen door een zwa
re galziekte, met pijn in de zijde. Ze werd
tweemaal ader gelaten en driemaal gekli
steerd en nadat er diverse keren gepurgeerd
was, is ze langzamerhand weer hersteld,
doch met verlies van krachten en bijna zon
der zog!' (Geen wonder na zo'n behandeling!)
In de zomer van 1781 dreven de wolken ook
bij Conrad binnen. Moeder Jacoba klaagde
over een knobbeltje in de rechterborst.
Dokter Correvont adviseerde pillen te
gebruiken en was tegen uitsnijding van het
gezwel, dat echter dagelijks in grootte toe
nam.
Op 10 juni beviel dochter Van der Swalme
van een derde kind, Agetha Johanna, daar
bij geassisteerd door dokter David Henri
Gallandat, de heden ten dage nog bekende
vroedkundige en auteur van een handboek
over de verzorging van slaven aan boord der
transportschepen.
En dan kwam het eerste aanzoek aan
Coosje. Bernhardus Ulrich, notaris en pro
cureur te Sluis vroeg acces om met Jacoba te
mogen verkeren. Op zijn aanhoudend ver
zoek werd hem toegestaan om daags daarna
een uurtje met Coosje samen te zijn. Maar
vervolgens werd hem per brief medegedeeld,
dat verdere avances niet gewenst waren.
Op 21 februari 1782 werden 36 bonden stro
naast de voordeur gelegd, als teken van
rouw bij de familie Busken. Suzanna was
gestorven. En op 3 mei moest Busken doch
ter Johanna ten grave dragen. Buurjongen
Jacobus Bellamy was een der dragers en
schreef een troostdicht voor vader Busken.
Een der andere dragers was Cornelis de
Ruijter, wiens vrouw Jobina Elisabeth
Corbelijn in 1803 als een der laatsten in de
Sint Jacobskerk, in het grafkeldertje recht
voor het monument van Barwell, zou wor
den bijgezet.
Op 10 januari 1783 werd moeder Busken
per koets naar de Middelburgse Sint
Jansstraat gebracht om dokter De Wind te
consulteren over 'het tumeur'. 'Zijn Edele
gaf hoop op herstel, hetzij door gebruik van
het volgend, nieuw opgegeven middel, of
door uitsnijding. Het middel bestaat uit sal-
miakzout, koolzure soda en boorwater, vier
maal daags of meer met een linnen doek,
daarin natgemaakt, warm op het gezwel in
de borst, en onder den arm te appliceren, en
vier maal daags ruim een lepel vol koud
daarvan in te nemen'. Zo schrijft Busken in
zijn dagboek.
Dan volgde er op 25 januari 1783 een nieu
we bevalling van dochter Sibylla van een
zoon die Jacob genoemd werd. De bevalling
was voor de toch al zwakke Sibylla te zwaar
en zij stierf zes dagen later in het kraambed.
Coosje mocht het kleine half verweesde
neeije als meter ten doop houden.
8
Den Spiegel, oktober 1998