maken en deze samen met een aantal kasten
over te brengen naar het Marvahuis. Het
commentaar op deze opdracht zal niet al te
fijnzinnig zijn geweest. Op 19 maart was het
zover: zes Marva's arriveerden uit Sluiskil.
Aangenomen mag worden dat zij zijn ingezet
voor administratieve taken.
De leden van het sterke geslacht kregen
andere klusjes toegeschoven: gebouwen en
terreinen sneeuwvrij maken, vuilnis oprui
men en wegbrengen, schuttingen plaatsen,
het Arsenaalterrein ophogen met sintels, vic
tualie lossen, eetzalen schoonmaken, bedden
overbrengen enz.
Na de bevrijding was de Koninklijke Marine
dus teruggekeerd naar Vlissingen en wel tot
genoegen van het gemeentebestuur en de
burgerij. Het was nu zaak haar te behouden.
Al in oktober 1945 wees de burgemeester de
Maritiem Commandant in Zeeland op het
naar alle waarschijnlijkheid beschikbaar
komen van villa 'Ophir' aan de Badhuis
straat. Dat zou een goede behuizing kunnen
zijn voor een marinecommandant. Aan de
Commissaris der Koningin in Middelburg
werd een rapport aangeboden waarin het
belang van Vlissingen als Marinehaven in
extenso werd weergegeven.
Ook legde men contacten met gedeputeerde
Mes, met het Ministerie van Buitenlandse
zaken en met de Maritiem Commandant in
Zeeland, alles met het doel het Marine
detachement voor Vlissingen te behouden.
Helaas lukte dat niet. Op 6 april kreeg de
burgemeester bericht dat de marinebasis
Vlissingen op 1 mei 1946 zou worden opge
heven. Slechts een klein contingent zou te
Vlissingen achterblijven voor het opruimen
van munitie en daarbij het patrouillevaar
tuig 'Queen Wilhelmina'.
De Minister van Marine motiveerde deze
beslissing nader in een telegram van 10
april: in Nederlandsch Indië was een groot
tekort aan personeel, daarom was uiterste
beperking in het gebruik van marineperso
neel in Nederland geboden en dat maakte
het noodzakelijk de basis Vlissingen aan
zienlijk in te krimpen.
Het besluit tot opheffing ontketende bij het
detachement een ware verhuiswoede. Van 6
tot 30 april werden gebouwen leeggehaald
en goederen overgebracht naar enkele sche
pen aan de Houtkade, terreinen werden
opgeruimd en schoongeveegd, ledikanten bij
elkaar gebonden en nissenhutten afgebro
ken. Ook het archief werd ingepakt.
Zaterdag 27 april haalden losse arbeiders
meubilair uit de Willem III kazerne, daarna
konden zij hun salaris en ontslagbrief opha
len.
Op 29 en 30 april werden krijgsgevangenen
gebruikt bij het leeghalen van gebouwen en
het wegbrengen van de inventaris, waarbij
tussen de middag werd doorgewerkt.
Personeel dat op 1 mei werd overgeplaatst
moest zich gereedmaken voor vertrek.
Op 1 mei was het zover: het Journaal ver
meldt op zakelijke wijze: 'Afgesloten bij
opheffing van het Marine Detachement
Vlissingen'. Het werd ondertekend door com
mandant de Back.
Voor Vlissingen betekende het verlies van
enkele honderden marinemensen een gevoe
lig verlies.
Bronnen:
Journaal Marinedetachement Vlissingen,
Algemeen Rijksarchief Den Haag
Archief MarinestafIdem
Dossier Kon.Marine (3129), Gemeente
archief Vlissingen
Diverse PZC's uit 1946, Zeeuws Doe.
Centrum, Middelburg
14
Den Spiegel, januari 1999