Het stadsbestuur koopt in 1752 de puinres- ten op voor een bedrag van 1800,-, met de bedoeling er de zeewering mee te verstevi gen. Aanvankelijk blijft er een restant muur werk van het Prinsenhuis staan, maar in de vorige eeuw is ook dat stuk afgebroken. Het Prinsenhuis Nadat Willem van Oranje in juni 1581 uit de failliete boedel van Filips II de stad Vlissingen koopt, besluit hij ook om in deze stad een groot huis te bouwen. De plaats van dit onderkomen moet gesitueerd worden rondom de huidige Emmastraat. Een jaar later is het pand gereed. Uit de verantwoor ding van de rekeningen door de rentmeester van de prins kunnen we precies volgen wat er zoal aan het interieur en exterieur verspij kerd wordt. Duidelijk is dat in de late 17e eeuw verval optreedt. Ten tijde van de brand is er dan ook sprake van een pand dat al danig in verval is. Achter het Prinsenhuis ligt een grote tuin, met daarin onder andere een siertuin en een doolhof. Brasser zegt over dit huis dat het 'een groot sierlyk gebouw na de Corintische bouw' is 'voorsien met groote saaien, ruime vertrec- ken en overwulfde kelders, alle de muuren waaren van wit arduinsteen opgehaaldt, van vooren opgaende met een bordes op twee ronde steene colommen... Het gebouw was opsyde voorzien van een koetshuis en een De nieuwe Oostkerk, ca. 1780 (Historisch Topografische Atlas, Gemeentearchief Vlissingen) paardestal voor eenige paarden'. Omdat de prins niet al te vaak in de stad verblijft, bewoont zijn rentmeester meestal het pand. Ook is de woning een tijd het onderkomen geweest van burgemeester Jacobus van der Mandere d' Ouwerkerk. Het Ammunitiehuis of 's Lands magazijn Vlissingen is in de 17e en 18e eeuw de Zeeuwse marinehaven bij uitstek. De sche pen van de Admiraliteit liggen in de be schermde Dokhaven, waaraan ook de werf van de Admiraliteit ('s Lands Dok) grenst. Het grote arsenaal van de Admiraliteit (ook wel het ammunitiehuis of 's Lands magazijn genoemd) is naast het prinsenhuis gebouwd. Evenals het Prinsenhuis bestaat dit pand uit twee verdiepingen. Zoals gezegd liggen hier allerlei scheepsbenodigdheden opgeslagen. Op het terrein is ook een woning gebouwd voor de equipagemeester en een kleinere woning voor zijn assistent. Daarnaast zijn er ook nog werkruimtes voor de blokmaker, draaier en een ruimte voor het uitbetalen van het werkvolk. De Oostkerk De Oostkerk is de derde kerk op rij van de Nederduits hervormde gemeente. Door een na de reformatie snel groeiende Vlissingse bevolking, waarvan het merendeel deel uit maakt van deze kerk, zijn de twee bestaande kerkgebouwen niet groot genoeg om de kerk gangers te kunnen herbergen. Zo verrijst aan de Dokhaven, op de Houtkade, op de hoek van de huidige Onderstraat en Koudenhoek de Oostkerk. Met de bouw wordt begonnen in 1650. Vier jaar later is het gebouw klaar. Het bouwwerk rust op vier arduinen pilaren. De toren is versierd met vier uurwijzers, die elke 24 uur moeten worden opgewonden. Een lang leven is deze kerk niet beschoren. Nog net geen eeuw oud komt er een voorlopig eind aan het bestaan van de Oostkerk. Direct na de brand wordt het nodige in het werk gesteld om een nieuw gebouw te financieren. De wijkmeesters organiseren ieder in hun wijk een collecte, die samen met de opbreng sten van de gilden een bedrag van 3453 pon den Vlaams 20.718, opleveren. Daar naast komt het stadsbestuur met een lening van 4300 ponden Vlaams over de brug, tegen een rente van drie procent. Precies honderd jaar na het begin van de bouw van het eerste pand start men met de bouw van de tweede Oostkerk. Hierbij gebruikt men restanten 16 Den Spiegel, april 1999

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1999 | | pagina 18