lichttorens opgericht. Ingenieur H.G. Jansen ontwierp beide torens. Q. Harder was geen ingenieur. Zijn vak had hij, zoals vele anderen uit die tijd, in de praktijk geleerd. Desondanks ontwierp hij meer kustlichttorens dan de ingenieurs werk zaam bij het Loodswezen. Voor de Neder landse kust ontwierp Harder in totaal negen gietijzeren kustlichttorens. Harder verdiende in 1854 1600,— per jaar. In 1875 bedroeg zijn jaarloon 2400,Om voor mij nog onduidelijke redenen ontving hij in 1864 een extra belo ning van 325, Over het leven en werk van Q. Harder was tot dusver bij elkaar niet meer dan een pagina geschreven. Van Q. Harder per soonlijk, heb ik vooralsnog geen aanteke ningen gevonden. Er is zelfs geen foto van Harder bekend. Aan de hand van zoge naamde indices op ingekomen en uitgega ne stukken van het ministerie van Marine in het Algemeen Rijksarchief, heb ik geprobeerd een beter inzicht te krijgen in het werk van Harder als bouwkundige. Hoe zag het werk als bouwkundige bij het Loodswezen eruit? De taken die de nieuwe betrekking van bouwkundige met zich bracht waren omvangrijk. Harder kreeg te maken met een groot aantal mensen en verantwoorde lijkheden. Het Loodswezen was verdeeld over acht districten. Een inspecteur had de leiding over een district en was verant woording schuldig aan de Inspecteur- Generaal Loodswezen die vanaf 1859 de leiding had over de afdeling van het Loodswezen en de dienst van het Loods wezen, Betonning, Bebakening en de Verlichting. De Inspecteur-Generaal was Harders directe baas. Harder bracht ieder jaar een bezoek aan alle districten. Harder werd in het begin meestal vergezeld door de Inspecteur- Generaal en vanaf 1875 door de adjunct bouwkundige A.C. van Loo. De Argus en later de transportschoener Frans Naere- bout zorgden voor het vervoer. Tijdens zo'n inspectietocht bezocht Harder alle gebou wen van de verlichting. De inspectietoch ten werden vrijwel altijd in het voorjaar gehouden, als het weer niet te onstuimig was en de door de wintermaanden opgelo pen schade kon worden vastgesteld. Harder schreef ongeveer een week na zijn bezoek aan het desbetreffende district een rapport. Tijdens een inspectietocht kon het gebeu ren dat de inspecteur van het betreffende district aandrong op een nieuw te bouwen kustlicht of lichtbaken. Harder moest meerdere keren terugkomen om onder zoek te doen naar bijvoorbeeld de bodemsi tuatie in verband met de fundering of de precieze plaatsbepaling van het kustlicht. Na goedkeuring van de minister van Marine voor de bouw van een nieuw kust licht werd Harder gevraagd om een ont werp te maken in overeenstemming met de behoeften van het desbetreffende licht. De aanbesteding voor de bouw was open baar en ging naar de laagste inschrijver. De gieterij die de lichttoren fabriceerde was aan veel verplichtingen gebonden. Er moesten bijvoorbeeld voldoende uitslagen getekend worden. De gieterij kon hoge boetes opgelegd krijgen indien zij de ople veringstermijnen overschreed. Voor de grote kustlichttorens voor het voormalige Oost-Indië waren de eisen nog strenger. De gieterij was verplicht tot het meestu ren van smeden voor de constructie ter plaatse. De kustlichttorens in het voorma lige Oost-Indië kwamen op zeer ongezonde plaatsen te staan. Niet bestand tegen tro pische ziekten werden veel Nederlandse maar ook inlandse werklui het slachtoffer hiervan. Harder is nooit in het voormalige Oost-Indië geweest. Vond hij het te gevaarlijk? In ieder geval had hij het in Nederland te druk voor lange reizen. Harder stelde een opzichter aan, die gedu rende de bouw van de kustlichttoren in de fabriek continu aanwezig was. Harder ging desondanks gemiddeld vier keer naar de gieterij, niet alleen om bij de bouw te keuren, maar ook om de betalingstermij nen te regelen. Tijdens de eindkeuring bouwde men de kustlichttoren in de fabriek in een aantal delen op. Sommige gieterijen hadden hiervoor een speciale hal. Na zijn goedkeuring werd het hele bouwwerk weer afgebroken en naar de plaats van bestemming gebracht. De kust lichttorens voor het voormalige Oost-Indië werden in kisten naar de haven van Rotterdam of Amsterdam gebracht en in een door het Loodswezen aangewezen schip ingeladen. Voor Harder, die bij de inscheping aanwezig was, hield de verant woordelijkheid over de kustlichttoren niet op. Tijdens het vervoer naar de kolonie kon het gebeuren dat een gedeelte van de lading werd beschadigd of overboord sloeg. 10 Den Spiegel, juli 1999

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1999 | | pagina 12