De gevangentoren met het vuurbaken op het dan nog platte dak, ca. 1620. Dit betreft een deel van het panorama van Vlissingen door Jan Pietersz van de Veere in het midden gedeeld. Merkwaardig is het vijfkantige grondvlak. Tot in de jaren zestig diende dit vuur tevens als uitkijk voor de dienst van het Belgische Loodswezen, (zie afbeelding pagina 2) Deze locatie heeft reeds in vroeger eeuwen gediend om een baken te plaatsen. Achttiende-eeuwse tekeningen laten hier een houten constructie zien waarin olie lampen werden ontstoken. Winkelman zegt over dit baken: 'Boven de Waterpoort (Keizershoofd) stond vroeger een huisje waartegen een lantaarn was bevestigd voorzien van drie pitten'. In 1737 heeft men er een grotere olielantaarn met vier lampen geplaatst en in 1771 een van twaalf lampen. Ook op het einde van het Westerhoofd was een lantaarn geplaatst waarvan de kosten niet gering waren. Passerende en binnenlopende schepen dienden lantaarngeld te betalen, maar dit was niet voldoende om het vuur te onder houden. Na de Franse tijd Toen na de Franse tijd de scheepvaart op de Zeeuwse havens weer op gang kwam, werd een onderzoek ingesteld naar de toe stand van de bebakening en de betonning. Niet alleen in de Scheldemonding maar ook in de Zeeuwse binnenwateren bleek de betonning zeer verwaarloosd en in veel gevallen zelfs niet meer aanwezig. Voor 1795 werd het onderhoud door de provin cie uitgevoerd en ook na 1813 bleef dat zo. Na 1814 was de architect van het Departe ment te Middelburg Abraham Voerman belast met de directie over de betonning en de bebakening van de Zeeuwse stromen; het toezicht bleef echter bij de in 1816 aan gestelde onderinspecteur van het Loods wezen. Pas in 1836 ging het beheer over naar het Ministerie van Marine. In 1818 bestond de verlichting van de kust van Walcheren wat lamplicht betreft nog slechts uit het vuur te Westkapelle en de binnenvuren te Veere en Vlissingen. Vermeldenswaard is nog dat, in afwijking van de landelijk geldende regels, het be stuur over de betonning in de Scheldemon ding en de Westerschelde plaats vindt in overleg met België. Dit overlegorgaan is de Belgisch-Nederlandse Commissie van Toe zicht op de Scheldevaart. In tractaten waarvan het eerste tot stand kwam in april 1839 is het een en ander vastgelegd. Uitgangspunt was dat beide landen zorg dragen voor het toezicht en onderhoud op hun eigen gebied, maar dat alle kosten, door Nederland op haar gebied gemaakt, voor rekening van België komen. Op aan drang van België werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw een wit licht ten noor den van Zoutelande geplaatst, dat diende als geleidelicht, samen met het reeds eeu wen in gebruik zijnde vuur van West kapelle. Tevens werd verzocht om twee geleidelichten nabij de Kaapduinen. Na vele tractaten over verlichting en beba kening van het gebied ten westen en zui- 6 Den Spiegel, juli 1999

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1999 | | pagina 8