er begin 14e eeuw 36 parochies zijn in plaats van die vijf grote begin 12e eeuw. Wat opvalt, is hoe dicht de parochiekerken soms bij elkaar liggen. lüjk maar eens naar de reeks: Meliskerke, St. Janskerke, Werendijke, Zoutelande, Boudewijnskerke, Ser Poppekerke en Westkapelle, met hemelsbreed een gemiddelde onderlinge afstand van nauwelijks 1,5 km! Deze vele kerkstichtingen wijzen wel op een toename van het aantal inwoners, waarbij de bewoners dan natuurlijk wel motieven moeten hebben gehad voor al die kerkstichtingen. En die zijn er zeker geweest, zowel van religieuze als van wereldlijke aard. Voor wat de religieuze drijfveer betreft zal er een grote stimulans zijn uitgegaan van de Gregoriaanse hervormingsbeweging, die verbetering van de zielzorg propageert en de gelovigen opwekt vaker, liefst weke lijks naar de kerk te gaan: iets dat voor dien niet zozeer gebruikelijk was, en waar voor de vijf oude zeer uitgestrekte moederparochies zich ook niet al te best leenden. Deze ideeën zijn in Zeeland voor al verbreid vanuit de Norbertijner Abdij van Middelburg. Ambachten en Parochies En dan is er ook in de sfeer van het wereldlijke iets dat de stichting van parochiekerken bevordert; namelijk de vorming van ambachten. In Zeeland vallen ambachten tot in de 14e eeuw precies samen met de parochies. Het is ook volgens de Zeeuwse keuren, de wet geving uit die tijd, min of meer stelregel. En dat betekent dat steeds wanneer er een nieuwe parochie wordt gesticht er ook een nieuw ambacht uit een groter wordt afge splitst. De parochiekerk vervult dan ook een rol in het rechtsleven: allerlei afkondi gingen door schout en schepenen worden in de kerk gedaan en aanklachten worden in de kerk ingediend. Edelen en niet-edelen Het gezag binnen die ambachten is prak tisch geheel in handen van de adel. Het platteland van Zeeland kent in die tijd twee geboortestanden: edelen en niet-ede len. De laatsten hebben nauwelijks iets in te brengen. Zowel ambachtsheren - en dat zijn er dus vaak diversen per ambacht - als schepenen dienen edelen te zijn, en dat wijst er op, gezien het steeds grotere aan tal ambachten, dat de adel een flink deel van de bevolking uitmaakt. Pas eind 13e eeuw worden op dit punt de eisen afge zwakt, en is het mogelijk dat ook een niet- edele schepen wordt. Wij moeten ons die adel voornamelijk voorstellen als grote boeren. Alleen de voornaamste families voeren een meer riddermatige staat, zoals bijvoorbeeld de Van Koudekerke's of de Van Borsele's. Een en ander wordt ook weerspiegeld door de ambachtsheerlijke behuizingen. In de 12e en 13e eeuw zijn dit vooral boerenhof steden geweest, met daarbij kleine kas teelbergjes, zogenaamde mottes die wij ten onrechte vliedbergen noemen, met bovenop een verdedigingstoren. De motte was in die tijd een gangbaar type verster king, waarvan er juist in Zeeland heel veel zijn geweest, wat duidelijk samenhangt met het grote aantal edelen, met name ambachtsheren. Maar wanneer in de loop van de 13e eeuw het stenen kasteel in de mode komt, dan zijn het alleen de aanzien lijksten die zich een dergelijk bouwwerk kunnen permitteren, bijvoorbeeld de Van Borsele's met hun kasteel Zandenburg. Kerkdorpen Met het oog op het ruimtelijk aspect keer ik weer terug naar de vorming van paro chies en ambachten. Binnen de parochie is tot in onze tijd het kerkdorp de centrale nederzetting, waarbinnen de kerk, soms ook in puur wereldlijke zaken, het middel punt vormt. De centrale plaats van het dorp wordt door de kerk versterkt; schout en schepenen vergaderen vaak bij de kerk; bij en in de kerk ontmoeten de parochia nen elkaar; er komen centrale voorzienin gen rond het kerkhof zoals een smederij, een herberg en misschien een parochie schooltje. Kortom, de kerk moet de dorps ontwikkeling hebben gestimuleerd. Economische ontwikkeling Van de economische ontwikkeling van de stad kunnen wij ons pas voor de tweede helft van de 13e eeuw enigszins een beeld vormen. Voor de periode daarvoor hebben wij te weinig materiaal. De Zeeuwse eilanden liggen op een econo misch gunstige plaats, namelijk daar waar in het mondingsgebied van de Schelde de zeescheepvaart en de rivierscheepvaart elkaar ontmoeten. En dat in de directe nabijheid van het geleidelijk belangrijker 8 Den Spiegel, januari 2000

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2000 | | pagina 10