Zeeland's kustvlakte nog veelvuldig over stroomd, voordat de eilanden in de 12e eeuw worden bedijkt. De bewoning voor circa 1000 Sporen van heel vroege middeleeuwse bewoning op Walcheren zijn in de vorige eeuw aangetroffen op het strand tussen Domburg en Oostkapelle ter hoogte van Westhove en Duinlust. Het gaat om een plaats waar al vanaf de 6e eeuw wordt gewoond, en die gezien de muntvondsten een handelsnederzetting moet zijn geweest, die tot ver in de 9e eeuw een knooppunt heeft gevormd in de handels contacten tussen Groot-Brittannië en het vasteland. Waarschijnlijk heeft deze nederzetting Walcheren geheten, en heeft de plaats gelegen aan een beschutte inham in de luwte van de dan nog voor een deel bestaande Oude Duinen. Mogelijk heeft Willibrord rond 700 in deze handels nederzetting het christendom gepredikt. Volgens Alcuin, die een eeuw later het leven van Willibrord beschrijft, slaat hij er zelfs een heidens afgodenbeeld kapot, wat uitloopt op een vechtpartij met de bewaker van dat beeld. Die handelsnederzetting is verbonden geweest met het koninklijk domein Walcheren, dat wil zeggen een goederen complex van de Frankische koningen en keizers, zoals Karei de Grote en Lodewijk de Vrome. Wanneer het Frankische rijk in de loop van de 9e eeuw wordt gesplitst gaat Zeeland met dat koninklijk domein uiteindelijk tot het Oostfrankische oftewel het Duitse Rijk behoren. Het domein Walcheren zal zijn beheerscentrum in het kustgebied hebben gehad, dicht bij de han delsnederzetting; misschien wel op de plaats van kasteel Westhove, maar daar weten wij niets over. Tot ver in de 10e eeuw moet de bewoning heel gering zijn geweest. Uit de geschre ven bronnen weten wij dat er naast het koninklijk domein ook bezit is geweest van een tweetal abdijen, de Gentse St. Baafsabdij en de abdij van Echternach. Men houdt zich op die grote domeinen bezig met de veehouderij, in het bijzonder de schapenteelt en verder vooral met zout winning, de zeinering, waarbij het zout gewonnen wordt uit het zoute veen onder de klei vandaan. Daarnaast is er in die vroege tijd ook wel enige akkerbouw, namelijk op de kreek- Willibrord heeft mogelijk ook op Walcheren het christendom gepredikt ruggen, die door hun hogere ligging rela tief het geschiktst zijn voor het verbouwen van graan. Zo constateerde ir. Trimpe Burger, destijds de provinciaal archeoloog, dat er op de kreekrug ter plaatse van de burg van Souburg graan werd verbouwd voor daar de burg is aangelegd. Dat zeer dun bevolkte Walcheren, met name de handelsnederzetting aan de kust, is zeker heel welvarend geweest; vandaar ook de interesse van de Noormannen voor het eiland, in eerste instantie voor de han delsnederzetting, die zij in 836 hevig plun deren en leegroven. En daarnaast hebben zij het in verband met het dagelijks beno digde voedsel vooral op de schaapskudden gemunt. Om zich tegen de Vikingen te beschermen legt men rond 885/890 ronde Den Spiegel, januari 2000 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2000 | | pagina 7