tje Jacobsdr. de Back. Beiden sterven in hoge ouderdom, zij bleven kinderloos. Cor- nelis overleed in 1733 (Hoynck van Papen- drecht, 1920) en bereikte dus de leeftijd van ongeveer 83 jaar. Tot niet ver voor zijn dood heeft hij waarschijnlijk geschilderd. Pas in een notariële akte van 26 juli 1732 is er sprake van een 'gewesene tegelschil der' (Hoynck van Papendrecht, 1920). Alleen in de jaren 1693 en 1694 staat hij in de boeken als één van de (meestal vier) hoofdlieden van de Tegelbakkersknechten in Rotterdam. Zijn schilderscarrière be treft dus alle jaren van het laatste kwart van de zeventiende eeuw en die van het eerste kwart van de achttiende eeuw. Om dat hij vele van zijn werkstukken signeer de zijn deze makkelijk te traceren. Naast het beschilderen van schotelgoed heeft de hoofdmoot van zijn werkzaamheden be trekking op het maken van tegeltableaus. Eronder bevinden zich meerdere zeer gro te tegeltableaus. Men kan de tegeltableaus van Boumeester indelen in vier hoofdgroe pen, waarbij men over de derde groep zijn twijfels mag hebben of deze inderdaad terecht aan hem worden toegeschreven: I. Tableaus met zee- en/of havengezich ten. II. Tableaus met italianiserende land schappen. III. Tableaus met classicistische tuin/ge bouw architectuur. IV. Tableaus met bijbelse scènes. Ook al zijn er van Cornelis Boumeester geen twee 'identieke' tableaus bekend, toch mag worden aangenomen, dat bij het ma ken van zulke ingewikkelde tegelschilde ringen gebruik werd gemaakt van een tegelspons. Het patroon op deze tegelspon- sen werd niet door de plateelschilder zelf ontworpen, maar meestal overgenomen van gravures of etsen van andere kunste naars. Meerdere keren wordt slechts een onderdeel van de prent nagebootst, soms worden daarentegen twee etsen samenge voegd, of een enkele maal elementen aan het oorspronkelijke ontwerp toegevoegd. Sommige marinetableaus van Boumeester zijn geschilderd naar voorbeelden van Ro- meijn de Hooghe, andere naar die van Jacob Quack. Omtrent de maker van de oor spronkelijke gravures waarnaar de tegel tableaus met landschappen zijn gemaakt tasten wij echter volledig in het duister. Wij kunnen niet veel verder gaan dan de opmerking dat hij voor deze tegeltableaus gebruik maakte van italianiserende tafe relen zoals die van Nicolaes van Berchem. Echte tegelschilderingen naar afbeeldin gen van Van Berchem zijn in de latere Rotterdamse plateelindustrie een bekend fenomeen, wel in plaats van blauw steeds paars geschilderd en steeds afkomstig uit de later in de achttiende eeuw opererende plateelbakkerij van de familie Aalmis. De bedoelde tegels in Vlissingen zijn alle aan de achterzijde rechtsboven gemerkt met een hoofdletter Z. In de rechter onder hoek staat steeds een cijfer, waarbij 24 het hoogst gevonden getal is. Wanneer wij alle tegels ieder op zich om hun eigen verticale as draaien ontstaat zo een nummering van links naar rechts en van onder naar boven. De oudste Rotterdamse plateelbakkerijen hanteerden voor hun meestal drie tot vijf tegels brede en praktisch altijd dertien tegels hoge tableaus voor een haardach- terwand, steeds een nummering van rechts naar links, gaande in horizontale rijen van onder naar boven. Bij Boumeester is nu sprake van een nummering in een tegen gestelde richting. Mogelijk is dit vrij speci fiek voor Cornelis Boumeester, c.q. de tegel bakkerij waarin hij werkzaam was. Door de incompleetheid van het Vlissingse tableau verdwenen de enkele bewaard gebleven losse tegels bij hun verwerving direct richting depot en konden ze in de loop der jaren zelfs verspreid raken over afbeelding 6 Signatuurtegels van Cornelis Boumeester afkomstig uit twee afzonderlijke tegel tableaus. Tegel links: h 129,5, b 128, d 10 mm, scherfkleur geel. Diagonale spijkergaatjes op 9/11 mm. Rechter tegel: h 128,9, b 129, d 9 mm, scherfkleur geel. Diagonale spijkergaatjes op 10/13 mm. Beide tegels uit depot Historisch Museum Rotterdam. 18 Den Spiegel, april 2000

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2000 | | pagina 20