sen over liet. De vrees voor het uitbreken van ziektes nam dan ook toe. Om deze dreiging weg te nemen bouwde men op een terrein aan de Singel woonloodsen op een terrein van 160 bij 50 meter: vier houten woonloodsen en een loods die dienst deed als eet- en recreatiezaal aangevuld met een keuken en een wasloods. Per loods was plaats voor 220 personen. Aan ieder per soon werd een strozak, een kussen en twee dekens verstrekt. De barakken waren voorzien van elektrisch licht, riolering en aangesloten op de duinwaterleiding. Het kamp werd in december 1914 in gebruik genomen. Door terugkeer van vluchtelin gen naar België of oversteek naar Enge land en het vertrek van mensen naar vluchtelingenkampen buiten Zeeland werd het kamp in april 1915 opgeheven. Een aantal vluchtelingen, vaak vakbe kwame arbeiders, vestigde zich blijvend in de stad, waar ze werk vonden bij bijvoor beeld De Schelde, de Gasfabriek of de Schoenfabriek van de Gebroeders Klij- berg. Het m oederhuis Zoals in de inleiding al is verteld richtte de gemeentelijke vroedvrouw Fokje Brevet- Pasma samen met haar moeder en met vroedvrouw A. Wemelsfelder-Van Dam het moederhuis op. Hier werden (hoog)zwan- gere Belgische vluchtelingen opgevangen. Het geheel stond onder controle van de arts Duyvis. Het tehuis heeft ruim een half jaar bestaan en was gevestigd in de Hobeinstraat. In die periode werden er 72 kinderen geboren. Hoewel in het begin verstoken van inkomsten kwam er al snel een gulle gift van vijftig pond van het War Victim Relief Committee uit Londen. Deze instelling gaf een maand later nog een keer een dergelijk bedrag. De uitgaven van het tehuis aan kleding en voeding werden door mevrouw Brevet nauwgezet bijgehouden. Ook de bevallingen werden uiteraard nauwkeurig geregistreerd. Besmettelijke ziektes Om besmettelijke ziektes onder controle te kunnen houden richtte men aparte ruim tes in. Gevallen van tyfus ving men op in een barak aan de Paardenmarkt (achter de oude bioscoop Alhambra). Aan de Singel stonden twee ziekenbarakken: een voor besmettelijke en een voor niet besmettelij ke ziektes. Vluchtelingen werden o.a. ver- 'W Het moederhuis voor de opvang van zwan gere Belgische vluchtelingen op de hoek Hobeinstraat!Glacisstraat, ca. 1915 (foto collectie Gemeentearchief Vlissingen) pleegd voor roodvonk, mazelen, kinkhoest en tyfus. Distributiebonnen Het bezoeken van de vluchtelingen in de wijken had de nodige organisatorische voeten in de aarde: de bevolkingsboekhou ding moest bijgehouden worden, mensen moesten van distributiebonnen voorzien worden waarmee ze kleding, schoeisel en voedsel konden ophalen en ook de vluchte lingen die in Oost- en West-Souburg zaten moesten geregistreerd en voorzien wor den. De kleding kon bij mevrouw Van Raalte tussen twee en vijf uur in de middag opge haald worden. Daar ging wel een degelijk onderzoek aan vooraf. In een verslag van de commissaris van politie lezen we hier over dat 'deze bons worden afgegeven door een tweetal verpleegsters, die na onder zoek op de kamertjes van de refugiés de bons voor het benoodigde goed afgeven'. Pauvres Honteux Rangen en standen bleven ook onder de vluchtelingen gehandhaafd. Maar vluch telingen in goeden doen raakten op den 14 Den Spiegel, juli 2000

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2000 | | pagina 16