schelde niet uitbleven.
Op 6 juni 1915 is er sprake van bommen
op de mailboot Prinses Juliana, alleen
materiële schade. Op 1 februari 1916 is dit
schip minder gelukkig. Het loopt op een
mijn. Weer zijn er geen persoonlijke onge
lukken. Het schip werd op een bank gezet
en is later tijdens een storm gebroken. Op
31 juli 1916 is de mailboot Koningin Wil-
helmina op een mijn gelopen en gezonken.
Vijf leden van de bemanning laten hierbij
het leven.
Naast de schade aan en het verlies van
schepen zijn er zeer regelmatig slachtoffers
te betreuren, waaronder veel Vlissingers.
De hele oorlog door patrouilleerde de Ne
derlandse marine in de Scheldemond en
ook de vissersschepen voeren nog uit, on
danks het mijnengevaar.
Op 15 februari 1918 kreeg het vissersschip
Arnemuiden 16 een mijn in de netten, in
het Oostgat bij Westkapelle.
Het stoomloodsvaartuig nummer 14, dat
was ingericht voor het onschadelijk maken
van mijnen kwam te hulp.
Het schip liep op een tweede mijn en zonk
samen met de ARM 16. Hierbij verloren
negen mensen het leven, onder wie zes
Vlissingers. Ook waren er nog verscheide
ne gewonden.
Ook aan de overkant, voor Brugge en Oos
tende was regelmatig sprake van gevechts
handelingen. Behalve dat hier verscheide
ne schepen op mijnen liepen, waren er ook
Duitse onderzeeboten actief. Vooral in het
Engelse Kanaal had de Britse scheepvaart
veel te lijden door aanvallen met onderzee
boten.
Voor deze Duitse U-boten was het lichtschip
Noordhinder ongewild ook een prachtige
uitvalsbasis. Zoals C. Heijkoop opmerkt in
het boek De Westerschelde bij storm en mist
lagen zij daar bij wijze van spreken in het
zonnetje op hun slachtoffers te wachten.
Het lichtschip Noordhinder, dat al vanaf de
vorige eeuw op de Noordzee lag, bleef daar
gestationeerd om de vrije vaart te kunnen
waarborgen. De Noordhinder werd van
alle behoeften voorzien door het gastrans-
portschip Vlissingen, dat al voor de Eerste
Wereldoorlog bakens, lichtboeien en het
lichtschip van gas voorzag.
Deze korte verkenning toont aan dat in de
Eerste Wereldoorlog het varen op de Wes-
Op 1 februari 1916 loopt het s.s. Prinses
Juliana op een Duitse mijn. De naam van
de mailboot van de Zeeland en de thuisha
ven zijn met extra grote letters op de zij
kant van het schip aangegeven om de
afkomst uit een neutraal land kenbaar te
maken. Mijnen kunnen helaas niet lezen,
(particliere collectie
terschelde en in de monding hiervan en
het beloodsen van de schepen een zeer ris
kante onderneming was. Ook een neutraal
land ontkomt niet aan de gevolgen van een
oorlog tussen landen die als het ware voor
de voordeur liggen.
Wel werd het verloop van de hele oorlog
voornamelijk uitgevochten op het Vlaamse
en Noord-Franse land in een gruwelijke
loopgravenoorlog.
Was het varen in de periode van de Eerste
Wereldoorlog een duistere aangelegenheid
vanwege het feit dat de lichten van bakens,
vuurtorens niet brandden, na de oorlog
werden de vuurtorens voorzien van elek
trische verlichting. Lichtere tijden braken
aan?
Op 11 november 1918 kwam er middels de
Algemene Wapenstilstand een einde aan
de Eerste Wereldoorlog en werd ook de
vaart op de Schelde langzaamaan weer
normaal.
Bronnen
- C. Heijkoop, De Westerschelde bij storm en mist,
Scheepsrampen in het Westerscheldegebied van
1860-1982, Vlissingen 1983
- Een eeuw loodsen op en om de Schelde, Het leven
en werken van de loodsen in de Scheldemonden,
uitgave ter gelegenheid van het honderdjarig
bestaan van de Vereniging Nederlandse Loodsen
Sociëteit te Vlissingen, 1984
- Tentoonstellingsmateriaal, Schipperen op de
Schelde, Stedelijk Museum Vlissingen
4
Den Spiegel, juli 2000