Engelse en Duitse marine leggen vlijtig
mijnen. De Duitse onderzeeboten worden
steeds talrijker en brutaler.
Al vanaf april 1894 is er aan boord van de
mailboten voor de snelle verwerking van
de post een zeepostkantoor. Er wordt post
verwerkt en gesorteerd. Postzegels worden
ontwaard met een routestempel waarin de
route vermeld wordt, eerst Vlissingen-
Queenborough, vanaf juli 1912 Vlissingen-
Folkstone en vanaf mei 1927 Vlissingen-
Harwich. In september 1914 willen de
P en T-ambtenaren op de mailboten het
werk naar de wal verplaatsen. Ze vinden
het te gevaarlijk om in oorlogstijd de over
steek te maken, ook al krijgen de mailsche
pen een 'zebra-achtige' camouflagekleur
(afbeelding 3) en wordt aan de zijkant in
reuze letters de naam van het schip en de
thuishaven in Nederland geschilderd, om
de neutraliteit toch vooral duidelijk aan te
geven. Het risico is te groot, de zeemijnen
kunnen immers niet lezen. Maar de P en T-
functionarissen krijgen te horen dat 'in
staatsdienst zijnde ambtenaren hun plicht
moeten blijven vervullen, ook al mocht
daar gevaar aan zijn verbonden'. Als te
genprestatie wordt wel het pensioen voor
de nabestaanden met 50% verhoogd. Toch
wordt uiteindelijk het zeepostkantoor aan
boord van de schepen op 23 januari 1915
gesloten. De werkzaamheden worden dan
gedaan in het Vlissingse station, waar
vanaf januari 1912 al post verwerkt wordt
in een hulppostkantoor.
Door het grote vluchtelingenverkeer vanaf
Oostende wordt de haven van Folkstone
Afbeelding 4
Het s.s. Mecklenburg loopt op 27 februari 1916 op een
mijn. Deze getekende impressie toont niet alleen zo'n
boosdoener, maar laat ook zien hoe de opvarenden
zich weten te redden, (particuliere collectie)
op 18 februari 1915 voor De Zeeland geslo
ten. Al twee dagen later kan de maat
schappij de dienst hervatten, nu op Tilbury
Docks.
Het mijnengevaar veroorzaakt steeds meer
vertraging voor de mailboten. Engelse
mijnenvegers moeten vaak eerst de vaar
route controleren en schoonvegen. Op 1 fe
bruari 1916 loopt het s.s. Prinses Juliana
(afbeelding pagina 4) op een Duitse mijn
en wordt zwaar beschadigd op de Engelse
kust gezet.
27 februari 1916 ondergaat het s.s. Meck
lenburg (afbeelding 4) hetzelfde lot. Op
nieuw is een Duitse zeemijn de schuldige.
De mailboot is ernstig getroffen en zinkt.
De opvarenden worden gered, de post gaat
verloren. Slechts even wordt de dienst ge
staakt, maar al op 18 maart 1916 vaart De
Zeeland weer.
Maar niet alleen van mijnen en duikboten
heeft De Zeeland hinder. Op 28 juni 1916
wordt de raderboot Prins Hendrik door
een Duitse torpedoboot aangehouden. Na
de neutraliteit vastgesteld te hebben, staat
de Duitse commandant toe de reis te ver
volgen. Die torpedoboten opereren vanuit
Belgische havens. Op 23 september 1916
loopt het voor de Prins Hendrik minder
goed af. De mailboot wordt opgebracht
naar Zeebrugge. Pas na een uitgebreid
onderzoek mag het schip weer vertrekken.
Op 10 november 1916 wordt de raderboot
Koningin Regentes aangehouden door de
Duitse onderzeeboot UB 19 en naar Zee-
brugge geleid. De opvarenden mogen zes
dagen later per trein terug naar Neder
land. De bemanning kan het schip
pas op 15 december 1916 in Oost
ende ophalen. Terug in Vlissin-
gen blijkt dat de post in beslag is
genomen. De meeste post komt
met grote vertraging en gecontro
leerd door de Duitse censuur-
dienst te Berlijn op zijn bestem
ming aan, sommige stukken pas
nadat de oorlog afgelopen is.
Hetzelfde lot ondergaat het s.s.
Prins Hendrik op 19 januari
1917. Opnieuw brengen Duitse
torpedoboten een mailboot van
De Zeeland op naar Zeebrugge.
Alhoewel het schip nog diezelfde
dag mag vertrekken, wordt de
post weer in beslag genomen en
naar Berlijn vervoerd ter contro
le door de Duitse censuurdienst.
Don Sm'ocrp.l ïnli 9,000
7