nieuw een aanval op die stad." Buiten
Vlissingen werd bij Swanenburg een batterij
van honderd roeden lang gemaakt waarop
vijftig stukken, die waterpas konden schie
ten, de kust bestreken. Op een der hoofden
langs de dijk werden diverse andere stuk
ken opgesteld, tevens werden schanskor
ven en mortieren geplaatst. Te Veere wer
den op 18 februari nog eens 24 nieuwe
affuitwielen aangekocht bij Antonis
Marinussen. Twee regimenten, de een van
de graaf van Nassau en de andere van de
graaf d'Henof waren binnen een dagreis
van de stad Vlissingen. Naar de kruisende
schepen Koninck William (luitenant-admi
raal Evertsen) en Vlissingen werden res
pectievelijk tachtig en veertig soldaten ge
zonden. Nadat drie geheime berichten
gekomen waren uit Oostende, Brugge en
Nieuwpoort werden acht transportschepen
naar Bergen op Zoom gezonden om nog
eens vierhonderd Zwitserse soldaten af te
halen. De nood was kennelijk nog hoog
voor de defensie van de Walcherse kustste
den, want op de 27e februari bereikten de
gecommitteerden een overeenkomst met
de boekhouders van de ingehuurde com-
missievaarders. Na de op de 16e februari
gestelde termijn van acht dagen (dus de
24e) zou de admiraliteit de som van zesen
dertig gulden per maand, per bootsgezel
uitbetalen voor iedere dag die de commis-
sievaarders langer in dienst waren; een
meer dan driedubbele gage ten opzichte
van het normale loon!15 Op 2 maart werd
verordonneerd dat de gestationeerde sche
pen nog voor de kust moesten blijven lig
gen. Op 3 maart 1696 kwam bij Nassau
Odijk (de vertegenwoordiger van Willem III
in Zeeland) het bericht binnen van de in
Nieuwpoort gestationeerde hertog van
Wittenbergh (op 2 maart verstuurd) dat het
'desseyn' van de vijand een invasie van
Engeland betrof en de transportvloot daar
toe op 1 maart van Duinkerken naar Calais
was gegaan. De hertog verzocht de Staten
van Zeeland daarom zo veel mogelijk
transportschepen als mogelijk was, gereed
te houden om naar Engeland te zenden.16
Op 9 maart kwam de hertog van Witten
berg met een deel soldaten aan. Tevens ar
riveerde generaal-majoor Wijnbergen, die
het bevel zou hebben gevoerd bij een even
tuele belegering van de Zeeuwse steden.17
De invasievloot van 1696
De invasievloot die in 1696 te Calais en
Duinkerken werd klaargemaakt bleek erop
gericht om Willem 111 van de troon te stoten,
waartoe de naar Frankrijk gevluchte Engel
se koning Jacobus II zijn kansen hoger in
schatte nu, na de dood van koningin Mary
(januari 1695), de steun aan Willem 111 wel
licht minder zou zijn. Nog voor de invasie
vloot uit kon lopen werd admiraal Russell
met een vloot van veertig schepen uit
gezonden om dit plan te beletten en indien
mogelijk de vloot te vernietigen. Op
13 april kreeg Calais een beschieting te
verduren waarbij tussen de driehonderd en
vierhonderd bommen en karkassen afge
vuurd werden en in de stad en op de sche
pen werden geworpen. Dit richtte zeer wei
nig schade aan, maar het voornaamste
doel was bereikt; de invasie was voorko
men. Jacobus 11 begreep dat zijn laatste
kans als pretendent verkeken was en trok
zich terug in een klooster te St. Germain.18
Terwijl in Engeland de heksenjacht werd in
gezet op de vermeende bedenkers en col
laborateurs die aan het 'desseyn' gewerkt
hadden, kon de bevolking van Walcheren,
althans van de bewaakte kuststeden, opge
lucht ademhalen.19
1696 en 1697
In de jaren 1696 en 1697 zouden de zeega
ten en kusten van Zeeland voortdurend
doelwit blijven van Franse commissievaar-
ders die, volgens de Staten van Zeeland 'de
commerciërende ingezetenen alhier wel tot
een miljoen hadden beschadigd, zodat
geen koophandel meer gedreven kan wor
den.' Bovendien kwamen de vijandelijke
matrozen met sloepen aan land om sche
pen af te halen en te rantsoeneren. Bij de
ze laatste activiteit werden personen gegij
zeld en werd losgeld geëist. De admiraliteit
zag zich opnieuw genoodzaakt om de zee
gaten van Zierikzee, Vlissingen, Sluis en
16
Den Spiegel