schade door verlies van Cliëntelle worde ge
waarborgd en niemand meer aan dusdani
ge uit te strooien berichten geloof zoude
hechten." Gelukkig viel er in die zomer be
hoorlijk veel regen, waardoor er weinig tot
geen gebruik van het water uit de brouwput
werd gemaakt. Toch begon een zodanig
onaangename geur zich op het brouwerij
terrein te verspreiden, dat men besloot tot
een tweede onderzoek. Daarbij werd alsnog
het lijk 'in kennelijke staat uit de bak ge
haald en onmiddellijk naar de begraaf
plaats vervoerd. De bak is daarop ledig ge-
pomt en behoorlijk gezuiverd geworden.29
Of deze gebeurtenis had bijgedragen tot de
(tijdelijke) ondergang van de brouwerij is
niet met zekerheid vast te stellen. De eer
der geschetste ontwikkelingen op de bier
markt zullen een meer bepalende factor zijn
geweest, maar al met al zal deze affaire de
brouwerij geen goed hebben gedaan! Wan
neer de brouwerij in het jaar daarop ver
kocht wordt, laat een doorstart nog enkele
jaren op zich wachten. Eerst is uitgebreid
onderzocht of het water van de Vlissingsche
Duinwaterleiding geschikt was om als
brouwwater te dienen. Toen dit het geval
bleek te zijn, ging De Meiboom een nieuwe
fase in, die zijn weerga, tot op heden, in
Zeeland niet zou kennen. Hoe dit in zijn
werk is gegaan zal hieronder verder worden
belicht.
1882-1887, Maters en Frencken co
Het bezit van Van Duuren Dutilh was over
de jaren behoorlijk gegroeid. Naast het
brouwerij-complex met brouwerij, mouterij,
kantoor en verdere gebouwen, bestond het
uit nog eens vier huizen, vier pakhuizen,
een paardenstal en een koeienstal. Het be
zit werd in onderdelen geveild en door ver
schillende kopers gekocht. Cornelis Maters
was met 10.061,- de hoogste bieder op
het brouwerij-complex en de stallen, maar
dit werd in eerste instantie te weinig bevon
den30. Enige dagen later lukte het Maters,
van beroep aannemer van publieke wer
ken, wel om het eigendom van de brouwe
rij te verwerven door ook de resterende
percelen op te kopen, in totaal voor de som
van 16600,-. In de Vlissingsche Courant
van 3 september 1885 lazen we dat hij 20
okshoofden gevuld met duinwater naar el
ders had verzonden om te laten onderzoe
ken of het geschikt was voor het brouwen
van bier. Bij het slagen van deze proef 'zal
de üoormalige bierbrouwerij De Meiboom
hoogst waarschijnlijk weder aan hare be
stemming gaan beantwoorden en deze in
handen overgaan van mannen, die reeds
wegens het brouwen van goed bier een
goede naam hebben verworven.' De brou
wer in kwestie is Georges Frencken uit
Oosterhout, bijgestaan door geldschieter
Joseph Johannes de Klijn, de burgemees
ter van Oudenbosch. Drie weken later lezen
we het verlossende woord: 'Met veel genoe
gen kunnen wij thans onzen lezers mede-
deelen, dat de voormalige bierbrouwerij 'De
Meiboom', tot dusverre in eigendom beze
ten door de heer Maters, heden middag
onderhands is verkocht, en zal worden in
gericht voor eene stoombierbrouwerij.'3'
Snel daarop wordt een N.V. opgericht waar
in, naast de genoemde heren uit West-
Brabant, Maters en de Vlissingse burge
meester Arie Smit financieel participeren.
Maters en De Klijn worden benoemd als
commissarissen. Het startkapitaal wordt
bepaald op 60.000,-32
De brouwerij werd geheel verbouwd (43 m
lang en 8 m breed met twee uitbouwen) en
voorzien van moderne apparatuur als een
machine van 8 pk, een geautomatiseerde
roerkuip (3.660 liter), twee waterketels
(10.456 en 7.948 liter), een koelbak
(12.743 liter) en een gistkuip (8.300 liter).
In de Vlissingsche Courant van 2 juni 1886
werd verder vermeld dat er reeds proef-
brouwsels waren gemaakt, die uitstekend
waren gelukt. De bemoeienis van de Vlis
singse burgemeester bij de brouwerij zou
een verklaring kunnen zijn, dat de journa
list zijn loftrompet niet onder stoelen of
banken stak: 'In alle geuallen raden wij
ieder, die gaarne het zijne wenscht bij te
dragen tot bevordering van alles, wat op
waardeering aanspraak mag maken aan,
eens een kijkje in deze inderdaad degelijke
inrichting te gaan nemen, welke naar on
zen wensch een ruim debiet en grooten af-
Januari 2002
9