OUDHEIDSKAMER overstag gegaan: met tien stemmen voor en drie stemmen tegen wordt het besluit van 20 december ingetrokken en daarmee was de eerste stap gezet naar een op te richten Oudheidskamer. Voorafgaand aan deze vergadering had het bovengenoemde kwartet de koppen bij el kaar gestoken en zich verenigd in een commissie met als doel een Oudheids kamer te stichten. Van begin af aan was duidelijk dat de voorloper van het museum een stedelijke inrichting moest worden. De te verwerven objecten zouden in eigendom of bruikleen komen van de Gemeente Vlissingen. TE VLISSINGEW. /.ij, die nog VfXïitWLKPK.V in eigen dom uf bruikleen willen afalein, warden beleeid eerrecht hlerern eieir de opening (weenchijnhjk ZO A11ie; een den .SecreUni C. A. KALUKLhISC'li, bericht te geren Git: De Viissingsche Courant, 22 augustus 1890 Het viertal ging voortvarend van start en had al een aantal voorwerpen bijeen weten te brengen. Als stedelijke voorziening leek het de commissie duidelijk dat deze Oud heidskamer ergens een plaats moest krij gen op het stadhuis, toen nog het Van Dis- hoeckhuis aan de Houtkade. Ingefluisterd door de commissie schreven B&W aan de raad: 'Wil de raad aan het lofwaardig stre ven dezer commissie tegemoet komen, dan zou de kamer, waar tegenwoordig de tro- pheën worden bewaard, met het lokaal an nex voor dat doel kunnen worden afgestaan en het een ander mede onder beheer van voornoemde commissie kunnen gesteld worden.' Deze met vlaggen en vaandels in gerichte kamer, die teruggreep op een roemrijk Vlissings verleden was een ge schikte ruimte volgens de commissie. De bouwkundige aanpassingen van de be oogde ruimte bedroegen 124,00, een overkomelijk bedrag. De commissie van fi nanciën probeerde nog te beknibbelen op het plan, maar de pap was reeds gestort. Commissie- en raadslid Gewin sprak de verwachting uit 'dat het nu nog zwakke kind, later flink zal kunnen lopen'. Negen tegen vier stemmen kiezen in de raadsver gadering van 28 maart 1890 voor het in richten van een Oudheidskamer. In de Viissingsche Courant stond ruim een week later een door de commissie opge stelde wervelende bede voor ondersteu ning. Eerst werd het waarom van een Oudheidskamer aan het publiek uitgelegd: 'Wat echter steeds bleef ontbreken is een Oudheidskamer, die meer dan een archief in staat is bezoekers tot zich te trekken en waaruan het bestaan dus Vlissingen met een bezienswaardigheid zal verrijken. Het gedruisch, dat tegenwoordig in Vlissingen onze ooren treft is niet meer het gebulder uan vernielend geschut. Op de metalen stem van het kanon van 1809 geven in 1890 de luid klinkende slagen van den smidshamer een zegevierend antwoord. Doch deze groote verandering kwam ons voor, eene reden te meer te zijn, om er naar te streven het verleden van Vlissingen aan de vergetelheid te helpen ontrukken, te trachten door aanschouwelijke voorstelling aan te vullen wat de geschiedschrijver doet, wanneer hij het in den nevel van het verleden verdwenen beeld, wederom hel der te voorschijn poogt te doen komen'. Als voorbeeld laten de commissieleden we ten dat ze zelf reeds het een en ander heb ben geschonken. Een ieder die 'merkwaar dige antiquiteiten' in bezit heeft, roepen ze op die te schenken aan de Oudheidskamer. Ook is er geld nodig om aankopen te kun nen doen en om de ruimtes te kunnen in richten. Het gemeentebestuur stelde dan wel de ruimtes met de nodige aanpassin gen beschikbaar, meer hoefde men niet te verwachten. Geld voor aankopen moest dan ook van particulieren komen, leder die jaarlijks een gulden bijdroeg aan de Oudheidskamer werd 'contribueerend' lid en had vrije toegang, ieder die een gift in eens gaf van 0,50 of meer werd be- April 2002 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2002 | | pagina 17