De Oudheidskamer in het Van Dishoeckhuis aan de Houtkade, ca. 1890 (Fotocollectie Gemeentearchief Viissingen) schouwd als donateur en kreeg daarvoor een halfjaar vrije toegang tot de Oudheids kamer. Zij die een voorwerp in bruikleen gaven of schonken kregen voor een jaar vrije toegang. Reacties Een met Casacara ondertekenend persoon verwoordde in de Vlissingsche Courant van 13 april 1890 het belang van een Oudheidskamer: 'Wie alleen boogt op zijn voorvaderen en zelf niet verder gaat is gelijk aan den aardappel, waarvan 't beste gedeelte in den grond ligt. Neen! Juist het voorbeeld van die voorgangers moet ons krachtige drang zijn, om hunne voetstappen te drukken, en nog verder te gaan door de meerdere ont wikkeling en de betere middelen, waarin wij ons mogen verheugen. Hoe meer aan die voorgangers wordt herinnerd, hoe meer aansporing, opwekking begeerte om te le ven en te handelen zooals zij. Haar mijn be scheiden meening is 't dus een uitstekend plan, om in Viissingen eene Oudheids kamer in 't leven te roepen, waar zichtbare bewijzen zijn van wat er verricht werd en wie het verrichtten, zoodat het verleden niet begraven worde, maar als een helder, dui delijk beeld voor ons sta, zeggende 'volgt ons na!' Hiermee werd het verleden een instrument in handen voor de toekomst. Dit geheel naar het negentiende-eeuwse romantisch model, waarin helden van weleer als voor beeld voor het heden dienden. Een maand later, mei 1890, konden Van der Os en consorten al de eerste successen wereldkundig maken. In dit stuk komen ook de critici aan bod die het oprichten van de Oudheidskamer een 'erbarmelijke crea tie' vonden en het vergeleken met een 'zoo al niet doodgeboren dan toch tot sterven gedoemd kind'. Casacara daarentegen werd geprezen om zijn 'welversneden pen, eene pen, waaruit zoo menig pittig literarisch voortbrengsel, waar humor in vonkt en menschenkennis in doorstraalt'. Een ander schrijver hoopte dat de vreemdeling het ge zicht der Oudheidskamer te Viissingen hem niet zal teleurstellen: 'Moge hij niet, wat wel eens op andere plaatsen is gebeurd, in een kamer worden gebracht, donker en stoffig, waar profane spinnen hare weefsels hebben opgehangen aan voorwerpen, door den tijd eerbied waardig geworden, maar moge hij vertrek ken worden binnengeleid, waarin de oud heidkenner of de minnaar van antiquiteiten vindt, wat hij zoekt'. Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2002 | | pagina 18