Nederlandsch Museum in Den Haag. Dit
museum werd in 1884 samengevoegd met
het Rijksmuseum te Amsterdam. De ver
koop van deze voorwerpen veroorzaakte
heel wat opwinding vooral bij de lokale ge
goede burgerij. Zeker, toen de Vlissingse
stadsbestuurders het begerig oog op nog
meer cultuurgoed lieten vallen.
De jonge rechtenstudent Willem van der Os
was aan het eind van de negentiende eeuw
één van de weinige Vlissingers die zich zor
gen maakte over het verdwijnen van het
stedelijk erfgoed. Hij, kleinzoon van een rij
ke Vlissingse brandspuitfabrikant, schreef
felle brieven naar de Vlissingsche Courant.
Hij ageerde daarin tegen een besluit van de
gemeenteraad om fragmenten van het in
1809 afgebrande stadhuis en twee middel
eeuwse grafstenen over te dragen aan het
museum van het Zeeuwsch Genootschap te
Middelburg. Ook deed hij in de krant de
suggestie om de historische voorwerpen tij
delijk te bewaren in een deel van het ge
meentelijk archief. Eigenlijk zou er in
Vlissingen een Oudheidskamer moeten zijn.
Daarin zou het cultuurgoed een eigen
plaats hebben, zodat het niet meer ver
vreemd kon worden. Hij kreeg steun van
drie gemeenteraadsleden Kalbfleisch,
Gewin en Wibaut. Zij richtten een commis
sie op met als doel de stichting van een
Oudheidskamer.
Enige tijd later nam het gemeentebestuur
het initiatief over. Er werd een ruimte be
schikbaar gesteld in het stadhuis aan de
Houtkade. Zelfs werd er een bedrag uitge
trokken om de te maken onkosten te dek
ken: 124,00.
Wel werd de nadrukkelijke voorwaarde ge
steld, dat de eventueel bijeen te brengen
voorwerpen eigendom bleven van de ge
meente Vlissingen. Daarmee maakte het
gemeentebestuur zich van meet af aan me
de verantwoordelijk en is er dan al in prin
cipe sprake van een 'Stedelijk Museum'.
Op 27 augustus 1890 vond de opening van
de Vlissingse Gemeentelijke Oudheids
kamer plaats in de Vaandel- of Tropheën-
kamer van het toenmalige stadhuis aan de
Houtkade. In deze ruimte, op de bovenver
dieping kon men allerlei stadshistorische
voorwerpen bezichtigen.
De eerste Oudheidskamer aan de
Houtkade
In 1890 was er dus een oudheidkamer.
Maar bij het gemeentebestuur van Vlis
singen was niet direct een historisch of cul
tureel besef ontstaan. Zo werd er nog geen
ruimte in de stadsbegroting gemaakt voor
het uitbreiden van de collectie. Het publiek
kreeg een oproep jaarlijks contributie te be
talen in ruil voor gratis toegang. Zo konden
enige aankopen worden gedaan.
De eerste grote uitbreiding kwam snel en
door onverwachte omstandigheden.
Grondlegger Willem van der Os overleed
enkele maanden na de opening van de
Oudheidskamer op 26-jarige leeftijd. Hij liet
zijn zeer uitgebreide verzameling oudheid
kundige voorwerpen na aan de jonge
Oudheidskamer.
De Gevangentoren met de daarin gevestigde
Oudheidskamer, ca. 1896
(Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen)
4
Den Spiegel