(Collectie Museum Flehite Amersfoort)
raai was aangesteld. Hoewel men hem in
Zeeland slechts oppervlakkig kende was hij
voor de bewindhebbers een aanvaardbaar
persoon, voornamelijk omdat hij geen
Amsterdammer was. Dit kon wel eens een
groot voordeel betekenen. Door de
Zeeuwen werd nog eens herinnerd aan de
gemaakte afspraken en vooral aan de
Amsterdamse belofte hem vanuit Zeeland
te laten vertrekken.
Hoe teleurstellend voor de Zeeuwen, want
tot hun verbazing en woede bleek in de
cember dat Both vanuit Texel de reis op
een van de Amsterdamse schepen was
aangevangen. En om het Zeeuwse onge
noegen nog te vergroten, de aan Both
meegegeven instructies werden niet ter in
zage overlegd. De Zeeuwen voelden zich in
de maling genomen. Wederom een hautain
en eigenmachtig optreden dat zo kenmer
kend was voor de Amsterdamse bewind
hebbers. In boze en opgewonden brieven
aan de niet Amsterdamdse leden van het
college van de 'Heeren Zeventien' gaven de
Zeeuwen uitvoerig uiting aan hun misnoe
gen.
Hoewel men het in Zeeland er niet bij liet
zitten was de vogel gevlogen. De Amster
dammers die hadden begrepen wat de
Zeeuwen voor hadden, wensten een con
frontatie met Pieter Both te vermijden. De
Kamer Amsterdam was haar afspraken niet
nagekomen. Als pleister op de wonde werd
toegezegd dat in de 'Raad van Indië', die
onder leiding van Both zou staan, ook twee
Zeeuwen vertegenwoordigd zouden zijn.
De Zeeuwse bewindhebbers die zo graag
persoonlijk Pieter Both op de valreep een
goede reis hadden gewenst, schreven hem
nog een brief. Hierin werd hem nadrukke
lijk verteld dat hij niet alleen aan de Kamer
Amsterdam verantwoording schuldig was.
Ook Zeeland wenste op de hoogte te wor
den gehouden van de gang van zaken in de
Oost. Zij immers waren degenen die een
vierde deel van de Compagnie bezaten.
De Amsterdammers moesten nog lang na
dien aanhoren dat hun eigenmachtig optre
den, waar het het vertrek van Pieter Both
betrof, niet werd gewaardeerd.
(*)De hier gesignaleerde rivaliteit tussen
de Hollandse en Zeeuwse bestuurders
van de VOC was gedurende het bestaan
van de VOC voortdurend aanwezig. In
een binnenkort verschijnend boek
(proefschrift) Twee eeuwen varen en
vechten; het admiralengeslacht van de
Evertsens (1550-1750) van de hand van
de schrijver van dit artikel, zal de con
troverse tussen de Hollandse admira
liteiten en die van Zeeland uitvoerig ter
sprake komen.
Bronnen
Rietbergen. P.J.A.N., De eerste landvoogd Pieter Both
(15681615). Gouverneur-generaal van Neder-
lands-lndië(1609-1614), Zutphen 1987.
Roos, D., Zeeuwen en de VOC, Middelburg 1985.
12
Den Spiegel