dat in de 17e eeuw de gemiddelde leeftijd
van de uitgezonden wezen in Vlissingen la
ger lag dan in de 18e eeuw.
Taken aan boord
De op de VOC-schepen geplaatste wezen
hadden meestal een functie van 'jongen'
(scheepsjongen) of 'oploper' (lichtmat
roos). Beide baantjes stonden onderaan de
(scheeps)ladder. De scheepsjongens waren
eigenlijk manusjes-van-alles: ze verrichtten
hand- en spandiensten voor de matrozen.
Ze konden bijvoorbeeld 'pluimgraaf' wor
den; ze hadden dan als taak om het pluim
vee dat meeging op de schepen te verzor
gen. Ook maakten ze de hutten van de
officieren schoon. Slimme kinderen kregen
soms les in navigatie van de stuurman en
konden later in aanmerking komen voor
een betere functie.
Toch voeren wezen ook mee als onder-tim
merman, provoost of chirurgijn.
Op 18 december 1721 vertrekt de acht
tienjarige Heyndrik van Huysen met het
schip de Samaritaan als één van de drie
chirurgijns naar de Oost. Het instrumenta
rium dat Heyndrik van Huysen bij zich
moest hebben, bestond uit: 'Ses schaar-
messen, een koker, een schare, een spatel'.
Zijn inspanningen leveren hem 14 gulden
per maand op. Ook ondertekende hij een
transportbrief van 150 gulden, een bedrag
dat na verloop van tijd aan de diaconiear-
men werd uitgekeerd.
De scheepsjongen verdiende 5 gulden per
maand, de oploper 7 gulden en een onder
stuurman bijvoorbeeld ving 32 gulden per
maand. Opmerkelijk is dat deze bedragen
in de 17e en 18e eeuw, ruim 150 jaar
dezelfde blijven. Inflatie speelde blijkbaar
geen enkele rol.
Op de 'aanneemrolle' van het VOC-schip
Flora, dat op 30 mei 1735 met een 'noord-
noord-ooste wind' vanaf de Rede van Ram-
mekens vertrekt, staat een bemanning van
250 koppen: 167 zeevarenden en de rest
militairen. Pieter Roelants, op de monster
rol Roelofsen genaamd, staat als één van
de negen meevarende scheepsjongens te
boek. Zijn gage bedroeg maandelijks 5 gul
den met daarnaast een transportbrief van
25 gulden voor de diaconiearmen.
Cornelis Louwereysen, op de monsterrol
Lourisse genaamd, was één van de 45 op-
lopers die scheep ging met een gage van
zeven gulden per maand en een transport
brief van 100 gulden. Cornelis Louwerey
sen zou enkele jaren later terugkeren in het
weeshuis; Pieter Roelants overleefde de reis
naar Batavia niet.
Weesmeisjes
In het begin van de 17e eeuw werden er
ook weesmeisjes naar Oost-lndie gestuurd,
die als huwelijkspartner moesten dienen
voor trouwlustige VOC-dienaren. Aan dit
van weinig realiteitszin getuigende plan van
de bekende gouverneur-generaal Jan
Pieterszoon Coen kwam al na enkele jaren
een eind. De meeste VOC-dienaren zaten
ook niet te wachten op weesmeisjes uit
Holland en Zeeland en legden het liever aan
met de inlandse bevolking.
Opbrengsten
De jaarlijkse opbrengsten die de VOC-we-
zen in het laatje van de diaconiearmen
brachten waren nogal wisselend. Een boek
jaar liep van juli tot juni het jaar daaropvol
gend. Als voorbeeld staan hieronder de in
komsten uit een aantal boekjaren vermeld:
juli 1770-juni 1771:
7 ponden, 6 schellingen en 8 groten
Vlaams
juli 1771-juni 1772:
70 ponden, 14 schellingen en 9 groten
Vlaams
juli 1774-juni 1775:
95 ponden, 12 schellingen en 10 groten
Vlaams
juli 1777-juni 1778:
23 ponden, 3 schellingen en 8 groten
Vlaams
(1 Vlaams pond 6 gulden, 1 schelling 30 cent en
1 grote 2 V2 cent)
Het ene of het andere jaar kon blijkbaar het
tienvoudige verschil maken. Om een idee
14
Den Spiegel