De Franse school voor jonge heren te Vlissingen (van 1768 tot 1842) Tine Visser In de tweede helft van de achttiende eeuw telde Vlissingen zeven of acht kleine onderwijsinstel lingen: een Franse en een Engelse jongens school, een Franse school voor meisjes, drie of vier Nederduitse scholen en een armschool. Ze stonden onder toezicht van enkele, door de stadsregering aangestelde scholarchen. Deze heren, die de scholen regelmatig bezochten, controleerden of de meesters zich aan de regle menten hielden en vooral of het door de stad gefourneerde geld wel goed werd besteed. De variëteit aan scholen had te maken met standsverschillen De armschool was be stemd voor kinderen uit de onderste laag van de samenleving; het onderwijs kostte de ouders niets of bijna niets. Ouders uit de burgerstand, die wel in staat waren om schoolgeld te betalen, stuurden hun kinde ren naar één van de Nederduitse scholen. Op de Franse scholen zaten de kinderen van deftige of in ieder geval financieel- krachtige families. De 'jonge heeren' en 'jongejufvrouwen', die van een huisonder wijzer of op een Nederduitse school al enige jaren gewoon lager onderwijs hadden ge noten, leerden er Frans spreken en schrij ven en kregen bovendien les in aardrijks kunde, geschiedenis en natuurkunde. Muziek-, dans- en tekenlessen behoorden ook tot de mogelijkheden. Het waren stan denscholen, waarvoor goed moest worden betaald. Het zal duidelijk zijn dat de Franse school bestemd was voor de happy few. We geven enkele getallen. In 1768 gingen er in Vlis singen van de 340 kinderen die onderwijs ontvingen, 48 naar de Franse school, dus ongeveer 14%. In 1770 was dit percentage gedaald tot ruim 11%, in 1775 tot ruim 5%. Reglementen 18de eeuw Hoe de lessen werden gegeven en welke boeken of leermiddelen werden gebruikt, weten we helaas niet. De enkele bewaard gebleven reglementen geven vooral regels en voorschriften. Onderwijsleerplannen wa ren het zeker niet. In het reglement waaraan Jaques Baptiste Payoud - hij beheerde de school van 1768 tot 1779 - zich had te houden, lezen we dat de leerlingen werden onderwezen 'in alle goede zeden, ook in 't Spellen, Leezen, Schrijven, Cijfferen, Fransche Taal en 't geen verder tot een goede opvoeding be hoort' (GAV 2932). Voor de zogenaamde 'borger' kinderen moest 1.6 (ruim 7,50) per maand worden betaald, waarbij nog een bedrag van zes stuivers kwam voor thee en 's winters een rijksdaalder voor turf. De tarieven voor de leerlingen die bij de schoolhouder en zijn echtgenote in de kost waren, worden niet genoemd. In het op 21 februari 1780 voor maitre Guillaume Cavalhiés vastgestelde regle ment (GAV 2930) is dat wel het geval. Voor de scholieren die in de gehele kost zijn - bewassing en onderhoud van de kleding in cluis - moet jaarlijks 4113.4 (ongeveer 250,--) worden betaald. De jongens die nen zelf een zilveren lepel, vork en mes mee te brengen, verder twee tinnen borden, zes servetten, zes handdoeken en een tin nen waterpot (po). Wijn aan tafel is niet bij de prijs inbegrepen. Het is verplicht de dienstboden jaarlijks een fooi te geven en ouders die willen dat hun kinderen les krij gen in tekenen, muziek, dansen of scher men, moeten de daartoe aan te trekken 'vreemde meesters' zelf betalen. Als na het het overlijden van Cavalhiés in 1783 een opvolger moet worden gezocht, blijken er maar liefst dertien sollicitanten te zijn. Omdat het usance is dat de Franse kostschoolhouder ook voorzanger en voor lezer is in de Waalse kerk, dienen de scho larchen overleg te plegen met een daartoe aangewezen commissie van de kerkenraad. Als alle sollicitatiebrieven nauwkeurig zijn Oktober 2002 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2002 | | pagina 11