De dertien in het reglement genoemde
Schoolwetten, die elke maand voorgelezen
moeten worden, hebben vooral te maken
met orde en gedrag. De leerlingen dienen
vóór het aanvangsgebed op school te zijn,
mogen de school en zelfs hun plaats niet
zonder toestemming verlaten en mogen
zonder permissie van hun onderwijzer geen
Mederlands spreken. Verder moeten ze zin
delijk zijn op hun kleren, boeken en papie
ren, beleefd en gedienstig tegen elkaar,
maar vooral tegen de leermeester en
ondermeester. Ze moeten altijd hun lessen
kennen en hun taken afmaken en ze mo
gen niet liegen of kwaadspreken, niet
twisten of schreeuwen. Kortom: de leerlin
gen dienen zich voorbeeldig te gedragen.
Wensen en plannen van De Ligny
Alles lijkt goed geregeld, maar uit de vele
brieven die De Ligny niet alleen aan de
Schoolcommissie, maar ook aan Burge
meester en Wethouders schrijft, blijkt dat hij
nog vele wensen en plannen heeft. Zo deelt
hij in mei 1824 het College van Burge
meester en Wethouders mee dat hij zijn se
condant heeft weggestuurd 'wegens dron
kenschap en négligence van zijn werk'. Hij
vraagt toestemming om zijn zestienjarige
kwekeling die binnenkort examen zal doen
voor de vierde rang, als provisioneel onder
meester te mogen aanstellen. Het wordt
INSTRUCTIE
VOOR DEN
IIOOFDONDERWYZER
STADS FRANSCHE E.\ ENGELSCHB
SCHOOL
TE VLISSINGEN.
TE VLISSINGEN,
TER STADSDRUKKER? VAN P. C. VERHOEIT.
1831.
-
hem niet toegestaan: de kwekeling is te
jong om als secondant te kunnen fungeren
en bovendien vraagt het College zich af of
De Ligny wel een secondant nodig heeft.
De volgende brieven gaan over het school
lokaal, dat voor het groeiende aantal leer
lingen - van 41 in 1820 naar 55 in 1824 -
te klein is geworden. Een citaat uit een brief
van oktober 1824: 'Hoe onaangenaam is
het voor een onderwijzer wanneer hij zijn
onderwijs moet inrigten naar de gesteldheid
van zijn lokaal en daardoor buiten staat ge
steld wordt om aan de doelmatige inrigtin-
gen van het tegenwoordige Onderwijs te
beantwoorden'. Hij noemt het vochtige
schoollokaal met zijn stenen vloer onge
zond en het 'stadswoonhuis' niet groot ge
noeg om een ondermeester 'in geval ik er
eenen benoodigd mogt hebben' te huis
vesten (GAV 2940). Als het gemeentebe
stuur niet gauw genoeg reageert, komt De
Ligny zelf met een oplossing. Hij vraagt en
krijgt toestemming om school te houden in
het aangrenzende pand in de Kleine Kerk
straat, dat hij heeft gekocht van een zekere
J.F.R. Schultz. Hij heeft nu de ruimte om
zijn 'kostdiscipelen' te huisvesten.
Achteruitgang
De Ligny heeft er slag van om prachtige
brieven te schrijven, wat hij dan ook graag
en dikwijls doet, maar hij is vooral met
zichzelf en zijn financiële problemen bezig.
Het is de vraag of hij wel genoeg aandacht
heeft voor het dagelijkse werk. In de prak
tijk komt er namelijk steeds minder terecht
van al het moois dat hij op papier heeft ge
zet. Er wordt geklaagd door de ouders;
sommigen nemen hun kinderen zelfs van
school. De schoolcommissie, die pools
hoogte is gaan nemen, roept De Ligny op
het matje. Deze zoekt de schuld van het
wegblijven van leerlingen bij een paar
Vlissingse schoolmeesters - hij wil geen na
men noemen - die 'tersluiks' Franse en
Engelse lessen zouden geven. In 1837
Voorblad van de gedrukte Instructie voor de
hoofdonderwijzer uit 1834. (Gemeentearchief
Vlissingen, Gedrukte ordonnanties, inv.nr. 180)
14
Den Spiegel