overlijdt zijn vrouw en blijft hij met acht nog zeer jonge kinderen achter. Zijn toestand is nijpend: de 25 leerlingen die hij nog over heeft, brengen niet genoeg schoolgeld binnen. Hij vraagt de Schoolcommissie om verhoging van zijn jaarwedde. Ook de aan stelling van een kundige secondant zou hem uit de nood kunnen helpen. Wijnbeek, de hoofdinspecteur van het lager, middel baar en Latijns onderwijs in Nederland, be zoekt in 1838 op zijn rondreis door Zeeland ook Vlissingen. Hij noemt De Ligny een zeer kundig (knap) doch minder 'geschikt' onderwijzer. Hij schrijft: 'Niets was er in be hoorlijken staat. Een veertigtal kinderen za ten er aan twee dubbelde tafels en waren zoo geplaatst, dat de onderwijzer de helft op den rug zag. Zijn toon was stroef en de leerlinqen waren lusteloos' (Reinsma 1964). De schoolcommissie doet haar uiterste best om de school te redden. Er wordt - op kos ten van de gemeente - een secondant aan gesteld, voorlopig voor twee jaar. Om het aantal leerlingen op te schroeven wordt overwogen kinderen beneden de negen jaar toe te laten, wel onder voorwaarde dat ze behoorlijk Nederlands kunnen lezen. Col lega A.C. van Noppen van de Nederduitse stadsschool, die op zijn school Frans wil in voeren, krijgt nul op rekest: het zou de doodsteek voor de school van De Ligny zijn. Het helpt allemaal niet: de school is en blijft 'in kwijnenden staat'. In 1844 zijn er nog maar dertien leerlingen, van wie één tijdelijk. Een tweede fungeert ook als loop jongen voor de meester en tenslotte is één van de dertien de dochter van De Ligny. Nogmaals wordt hij door de schoolcom missie ernstig toegesproken, maar er treedt geen verbetering op. Integendeel: de klach ten nemen toe en er gaan zelfs geruchten over onzedelijk gedrag van de schoolhou der. Deze kiest dan de wijste partij en vraagt eervol ontslag. Dat wordt hem ui teraard graag verleend. Hij verlaat de school met een jaarlijks pensioen van 100,-- en toekenning van de bevoegdheid om huis onderwijs te geven. Brodeloos is hij dus niet. Exit van de Frans/Engelse school Zijn opvolger is Eduard Gerrit Johannes Stuart, die met ingang van 2 januari 1850 tot hoofdonderwijzer van het 'Instituut voor Middelbaar en Lager Onderwijs' wordt be noemd. De oprichting van dit instituut be tekende het einde van de Frans/Engelse school. Houders van de Franse kostschool voor jongens te Vlissingen van 1768 tot 1849 Jaques Baptiste Payoud 1768-1780 Guillaume Cavailhés 1780-1783 Pierre Antoine Geoffry 1784-1792 Pierre Busigny 1793-1797 Nicolas Jaques Bourdon 1798-1808 Jacob Engelberts 1817-1820 Pierre Antoine de Ligny 1820-1849 Familiale gegevens van Pierre Antoine de Ligny Pieter Anthonij de Ligny (later Pierre Antoine genoemd), zoon van de uit Frank rijk afkomstige Jean de Ligny en Maria Louisa Ravia, was in 1792 te Roosendaal geboren. Toen hij zeven was, werd zijn va der aan de Franse stadskostschool in Zie- rikzee benoemd. Van 1799 tot 1820 woon de de jonge De Ligny dus in Zierikzee. Hij zal bij meester T. van den Handel op school zijn geweest en heeft daarna - waarschijn lijk op deze school of misschien op die van zijn vader - als kwekeling het vak geleerd. Hij trouwde met de tien jaar jongere Catharina Isabella Mahne. Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren: acht dochters en één zoon, van wie één meisje op jonge leeftijd stierf. Pierre Antoine de Ligny overleed op 28 februari 1852. Zijn vrouw was hem vijftien jaar daarvoor ont vallen. Bronnen GAV Gemeentearchief Vlissingen Reinsma 1964 Reinsma, R. Het onderwijs in Zeeland in 1833 volgens de rapporten van de hoofd inspecteur voor het lager, middelbaar en Latijnse onderwijs, H. Wijnbeek; Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, Archief, 1964 Oktober 2002 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2002 | | pagina 17