heiligen anno 1552 (schrijver bedoelt de
Allerheiligenvloed van 1 november 1570)
1hetwelk een remarkabele vloed geweest is;
de Scherminkelstraat is als toen overloopen
geweest door 't Sas; 't zelve is meer geweest
door verzuim dan anders door den hoogen
vloed. Alomme ofte in 't meerendeel van de
stad is 't water op de kaay geweest.'
1624
Een zijdelings door Gottschalk genoemde
overstroming is die van 19 januari 1624.
De Vlissingse kroniekschrijver heeft het
over een 'zeer hooge vloed dewelke zo
hoog is gevloeid dat de nieuwe stad daar
de nieuwe lijnbanen staan zijn vol water
gelopen ende groote schade heeft gedaan
aan de lijnbanen ende aan het nieuwe
schuttershof aan zekeren vijver daar veele
capers zijn verdronken, is mede de Scher
minkelstraat ende andere straaten onder-
geloopen tot een groote schade der ge
meente doch daar is niemand gebleven;
den overloop van 't water is geweest bij 't
nieuwe Schuttershof en is alzo dien heelen
kolk vol water geloopen.' Met de 'nieuwe
stad' wordt het gebied oostelijk van de Wal-
straat bedoeld, dat is aangelegd na 1572.
1625
In 1625 zijn niet minder dan vijf stormvloe
den aan de Duitse Noordzeekusten waar te
nemen. Gottschalk ziet in Zuidwest Neder
land weinig van deze stormen terug. Onze
kroniekschrijver heeft het over een 'zeer
hooge vloed Het water stond alomme op
de kaayen ende liep over de straate bij het
duiuelshuis naar de Rammekenspoort, stond
voor de huizinge van de burgemeester Jan
de Moor op den Hieuwendijk ter halver-
straate, onder de nieuwe molenbrugge
liep oever de deuren van 't sas, zulks dat de
nieuwe stad wederom geheel in liep gelijk
het voorleden jaar mede dede, ende liep bij
den nieuwe Rammekenspoort over de straa
te ende zoude de nieuwe Rammekenspoort
uitgelopen hebbent waare dezelve met aar
dewerk toebebolwerkt waare geweest
God bewaare ons voor diergelijken vloed.'
1630
Ook de jurist/kroniekschrijver Brasser gaat
wel eens in de fout. In zijn stadsgeschiede
nis heeft hij het over de verschrikkelijk
vloed van 1630; hij bedoelt hier de vloed
van 5 november 1530. In de Nederlandse
literatuur hebben meerdere schrijvers het
jaar 1630 genoemd als jaar van een zware
stormvloed. Andere auteurs namen dit kri
tiekloos over waardoor dit misverstand zo
nu en dan de kop opsteekt.
1662
Over de storm van 1 maart 1662 meldt
Brasser dat 'het water zoo aen het woeden
(was) dat door de golven de deuren van de
poorten der hoofden werden stuckgesla-
gen.' Een stuk geschut van zesduizend
pond op het Leugenaarsbolwerk werd door
de kracht van de golven acht voeten
achteruit geslagen en ook de havenketting
werd door de aanstormende golven kapot
geslagen. De schepen die in de haven la
gen, raakten op drift. Een schip met bran
dewijn dreef af naar zee maar kon door
enkele waaghalzen toch terug in de haven
gebracht worden. Merkwaardig is dat over
deze vloed voor wat betreft Zeeland weinig
bekend is; alleen in West Zeeuws-Vlaan-
deren zouden enkele polders ondergelopen
zijn.
1682
Een dijkdoorbraak ten zuiden van Westka-
pelle zorgde voor grote paniek op Walche
ren; het eiland dreigde geheel onder te
lopen. Garnizoenen in Vlissingen en Middel
burg werden gereedgehouden om naar
Westkapelle af te marcheren. Na vijf getij
en was het gevaar echter grotendeels ge
weken. De ellende op Walcheren was, zoals
wel vaker, het grootst in Vlissingen. Volgens
het Pertinent Verhael, een pamflet uit 1682,
waarin een anonieme Vlissingse briefschrij
ver zijn verhaal doet aan zijn lezerspubliek
was de ellende groot. 'De desolaetheyt in
dewelke wy zijn door de hooge watervloed,
die ons op maendaghavondt door een sterc-
20
Den Spiegel