ke windt quam overvallen, is niet om uyt te spreecken.' De briefschrijver zegt dat er wel twintig straten 10-14 voeten onder water stonden, 'dat luyden geen tijdt hadden om eenich van haar goedt te salveren, soo dat de winckeliers ende burgers alle haergoedt verrot en bedurven is.' Sommige mensen zaten dertig uur zonder eten of vuur op zol derkamertjes te wachten op hulp. Een aan tal werd met bootjes van de bovenkamer tjes weggehaald. De Hollandse Mercurius verhaalt dat het water door de Rammekenspoort de stad in stroomde en de lagere delen van de stad onder water zette. Brasser vertelt in zijn stadsgeschiedenis: Eenige verhalen dat een bootje op een leuffel der huisen bleeft sitten, den molen agter het princenhuis wier op een zijde gedronge, den muur bij den loge naar daar 't geschudt op legt plofte van bo ven needer. Het zeewater liep in de kerk stortte de graven needer en maakte dood kisten driftigh. Tijdgenoot Jacob Brugge dichtte over Vlis- sings' misère: Daarom is deze stat met hoog geheven gol ven Door straten overstroomt, ja schenen over- dolven Dan 't ziltig pekelnat; soo dat men met een boot Tot d' een en d' ander voer om redden uit haer noot Pak-huisen digt beset met kostelijke waren En kelders insgelijks zijn door de zware ba ren Bedorven Verschoont ons Heer nog eens, weest ons al t' saam genadig Nog eens tot overvloed, toond dat gy zijt weldadig De achttiende eeuw zou wat stormvloeden betreft minder ellende veroorzaken dan voor gaande eeuwen. Eigenlijk is er voor Vlissin- gen maar sprake van één bekende vloed. 1775 14 November 1775 stak de wind met grote kracht op. Van Hoek schrijft enigszins over- De Nieuwendijk en de Vissershaven, 12 maart 1906 (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen; Foto Dert) Januari 2003 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2003 | | pagina 23