De Dordrecht na de
eerste verbouwing
(Fotocollectie Cor Heijkoop)
Bernhard. Op de Scheldewerf construeerde
men later, ondanks de materiaalschaarste,
een geheel nieuwe boot met behulp van
resten van het wrak. Ook de Prins Hendrik
werd geborgen, de Prinses Juliana ver
dween echter naar de sloper, terwijl de
hoofdmotor een plaatsje kreeg in de
'Hendrik'.
Ter vervanging van de afgevoerde Prinses
Juliana bouwde de Schelde een nieuwe
veerboot: de Koningin Juliana.
Deze nieuwbouwboot die qua vervoersca
paciteit veel overeen kwam met de Prins
Bernhard versterkte in 1949 de vloot. Beide
schepen deden dienst op het veer Vlis-
singen-Breskens.
Een ander opvallend aspect van de naoor
logse vlootopbouw was het beschikbaar
komen van de zogenaamde Moerdijk
ponten.
Nadat de brug over het Hollands Diep van
oorlogsschade was hersteld, werden de drie
voormalige Moerdijkveerschepen ter be
schikking gesteld van de Provincie Zeeland
als kopladingveren over de Westerschelde.
De eerste stoomveerboot die de gelederen
kwam versterken was de in 1928 gebouw
de Moerdijk, gevolgd door de uit 1930
stammende Willemsdorp. De laatste was
de in 1933 gebouwde Dordrecht die een
lange opvallende loopbaan bij de PSD te
gemoet zou gaan.
De voormalige Moerdijkponten deden voor
namelijk dienst op het veer Kruiningen-
Perkpolder. Bij de stormvloedramp van
1953 sloeg de natuur ongemeen hard toe.
De Willemsdorp spoelde door het dijkgat
van Kruiningen de polder in en bleef tegen
de rijksweg steken. Later kon het vaartuig
geborgen worden. In 1955 verlengde de
Koninklijke Maatschappij De Schelde de
Dordrecht en verbreedde tevens het hoofd-
dek. In die jaren was de Moerdijk al ver
kocht en deed de Willemsdorp dienst als
reserveboot. Later volgde er nog een twee
de verbouwing voor de aloude Dordrecht.
Op een werf in Terneuzen verving men de
stoommachine en tevens werden de stuur
huizen verhoogd.
In 1957 kwam voor de dienst Vlissingen-
Breskens de Prinses Beatrix als eerste van
een nieuwe serie enkeldeks 'prinsesse-bo-
ten' in de vaart. In 1960 volgde de Prinses
Irene en in 1964 de Prinses Margriet. De
schepen leken onderling veel op elkaar,
voor ingewijden waren de verschillen toch
groot.
Zo aan het eind van de jaren vijftig was er
voor de Vlissingse schooljeugd veel te be
leven bij de veerboten. De overtocht was
gratis, maar je moest dan wel benedendeks
blijven. Goed opletten tot de man met de
kaarttrommel voorbij was, dan gauw naar
boven en hopen dat hij je niet herkende.
Vervolgens in de salon proberen suikerzak
jes te pakken te krijgen met een afbeelding
van de boot, want dat gaf status bij je
vriendjes.
Soms bleef je een hele woensdagmiddag
aan boord, maar in de haringtijd ging je
naar de Breskense vismijn om pufharing te
halen en dan terug tussen de vrachtauto's.
April 2003
9