hangsels, solderingen, meubilen zijn totali ter geruïneerd. Dingsdag nademiddags was het tumult ge heel gestild des 's auonds wierd de gansche stad geillumineerd. Men zag niet alleen alle de menschen met oranje linten uerciert maar ook uan de toorens en uijt de vensters der huijsen woejen oranjevlaggen. Ja selfs de knoppen uan de voordeuren de bellen waren met oranje linten omwonden. Onder de geruïneerde huijsen waren de voor naamste die van d[ominu]s Fremerie, djoctojrSteueninck en de wijnkoper.' Het was dus maar goed dat 'nigte De Vassij' met haar kindertjes was gevlucht naar haar broer, de rekenmeester Marinusse, in het veiliger Veere. Zij waren zeker gewond ge raakt bij de beschietingen jegens hun buur man. Het 'schroot' dat men noemt is een aanduiding van hetgeen waarmee men schoot: dit was letterlijk alles waar men de hand op kon leggen. Stukken ijzer, glas en steen; alles duwde men in het kanon om het vervolgens tegen de gevel van Stevenincks huis te schieten. Van dit inci dent, dat nog steeds wordt aangehaald bij stadswandelingen door Middelburg, is een gravure gemaakt die 'kijkt' vanuit het straatje waar men de kanonnen had ge plaatst naar het huis van doctor Lucas van Steveninck, getekend al schietend uit zijn raam. Na de beschieting van het huis was het zodanig beschadigd geraakt dat het is afgebroken; in de plaats ervan werd een kerk gebouwd. Dit gebouw staat er thans nog en is het godshuis van onder andere de Doopsgezinde gemeente. Slechts het straatje schuin tegenover de kerk, thans het St. Antheunisstraatje, herinnert nog aan die gebeurtenissen uit juli 1787. Lucas van Steveninck vluchtte naar Dordrecht. Hij keerde nog eenmaal terug naar Middelburg, maar was daar niet langer politiek actief. In november 1800 pleegde hij te Amsterdam zelfmoord uit angst dat hij hondsdolheid had opgelopen. Het huis van dominee De Fremery op de Rouaanschekaai trof hetzelfde lot, zijn huis werd niet beschoten maar wel van kelder tot zolder geplunderd. De dominee zelf - mede door een goed huwelijk een vermo gend man - was na zijn zondagspreek ge vlucht naar zijn buitenplaats en maakte niets van de plundering mee. Er wordt wel verteld dat men veertig jaar later bij het uit diepen van de gracht voor de Rouaan schekaai nog zilveren vorken en lepels vond met het familiewapen van De Fremery. Een dag later, 2 juli 1787, wilde de domi nee met vrouw en kinderen Zeeland ont vluchten. Zij wilden het Lange Hoofd bij Arnemuiden bereiken maar dat lukte niet. Zij werden namelijk aangevallen door Orangistische landlieden die het ge zin aanhielden. Uiteindelijk vluchtten zijn vrouw en kinderen in het klaar liggende bootje en de dominee werd, dankzij zijn koetsier, gered per koets en naar Vlissingen gebracht. De beschieting van het huis van Lucas van Steveninck (Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata deel III nr. 264.) Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen ondersteunde de uitga ve door af te zien van de vergoeding van de gebruiksrechten 16 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2003 | | pagina 18