'Met weinig wind seer plaisierig voortgedreven': een zomerreis van Vlissingen naar Amsterdam in 1754 Uitgeluid door vijf kanonschoten verlaat het Statenjacht van de West-Indische Compagnie op donderdag 15 augustus 1754 de haven van Vlissingen. Aan boord bevinden zich de familie De Chuij - bestaande uit Claude de Chuij met zijn vrouw Catharina Reyniersen Thoren en hun twee kinderen Susanna en Jacoba. Als gasten van de familie De Chuij varen mee Evert Clijver en zijn zuster Willemina. Claude de Chuij en Evert Clijver zien we in Vlissingen vaak terug in lijsten met schepenen, raden en burgemeesters. Het zijn families die decennia lang een grote rol spelen in het Vlissingse stadsbestuur. Doel van de reis is Amsterdam waar De Chuij, als bewindhebber van de kamer Zeeland van de West-Indische Compagnie waarschijnlijk een vergadering moet bezoe ken. Onderweg worden tal van bezoeken afgelegd aan familie en kennissen. Het ge zelschap komt op 26 augustus in Amster dam aan, waar de De Chuijs en de Clijvers elk hun eigen weg gaan. Dinsdag 10 sep tember komen ze weer bijeen in Delft om de terugreis aan te vangen. Van de gezamenlijke reis heeft Evert Clijver een lezenswaardig journaal bijgehouden. Het verslag bestaat uit een cahier van ne gentien bladzijden in een keurig 18e-eeuws handschrift en bevindt zich in het Gemeen tearchief van Vlissingen. Hieronder is voornamelijk het Zeeuwse deel van de reis in getranscribeerde vorm weer gegeven. Het overige deel van de reis is in verkorte vorm herverteld. Het reisverslag is daar waar nodig geacht aangevuld met achtergrondinformatie. Onbekende woord en zijn tussen vierkante haken verklaard in de tekst. Tenslotte verdient dit verslag het Ad Tramper om ooit in een uitgebreide geannoteerde vorm uitgegeven te worden. Reisjournaal van Evert Clijver Donderdag zijnde den 15 augustus, zijn wij des morgens de klokke halfnegen uuren (door de vrinden geconvoijeert zijnde) on der het lossen van 5 schooten met een noordweste wind van de stad Vlissinge ver trokken met het jagt van de edele geoc- troijeerde Westindische Compagnie ter ka mer Zeelant, in geselschap van d'heer en mevrouw, benevens de twee jonge juffrou wen de Chuij en juffrouw Willemina Clijver en Evert Clijver. En met wenig wind zeer plaisierig voortge dreven tot binnen de haaven van 't dorp en heerlijkheijt van Baarlant, alwaar wij des morgens ruim elf uuren zijn aangekomen. Des namiddags om 3 uuren zijn wij na den heer en vrouw van Baarlant geweest om ons compliment af te leggen. Daar gekomen zijnde wierden wij zeer vrindelijk ontfangen en met een koptje thee geregaleert. 't Welk verrigt zijnde geproponeert [voorgesteld] wierd een wandeling door de plantagie te doen (met alle de vrinden, alsmede met juf frouw Kokelaar, die aldaar gelogeert was). Na welke wandeling weder binnen getre den zijnde ververscht wierden met wijnen en fruijten, van welk laatste niets gebruikt, maar geresolveert [besloten] wierd mede na 't jagt te neemen. Een weinig gezeten heb bende wierd voor de tweede maal gepropo neert een wandeling door de moesthuijn te doen, 't geen ook geschiede. Bij welke de jonge dames sig diverteerden [vermaakten] met papaverzaat te eeten om des nagts be ter te konnen rusten. De wandeling verrigt zijn wij (na afscheijt van de vrinden geno men te hebben) door het rijtuig van d'heer van Baalant des avonts wederom om 4 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2003 | | pagina 6