geen pestje opliep, mocht je van geluk spreken. Ik heb familie gehad, een oom van me die werd geopereerd aan een breuk. Je moest dan een kleine veertien dagen in het ziekenhuis liggen en als je dan van de operatiekamer kwam dan kreeg je allemaal zandzakken op je buik om de wond bij elkaar te houden. Dat is heel ver keerd, je had met je benen moeten benge len, na een dag al, maar dat wisten ze toen nog niet. Diezelfde oom, die weer een beetje bij zijn tijd kwam zei: 'Dokter het is net of ik weer een breuk heb.' 'Ik zal eens kijken', zei dokter Duivis. 'Inderdaad je hebt weer een breuk.' Maar dat kwam omdat die grappenmaker zo naar boven was gedra gen; dus dat was fout. Op iedere gang waren er zegge en schrijve twee toiletten. Beneden was de donkere ka mer, de röntgenafdeling. Daar zetelde dok ter Herward en werden de foto's gemaakt. Daarboven was de kliniek, daar werden be nen of armen even nagezien. Ikzelf ben daar nog eens geweest om een klein ab- cesje in m'n mond open te laten snijden. Dat deed dokter Duivis dan, die kwam met z'n witte jas rond. Maar dat zal ik altijd zeg gen, nadat dokter Duivis daar is gekomen is er veel veranderd. Want die ging zeggen: 'Nu moet er meer personeel komen, die en die medicijnen moeten er komen', die heeft toch een gro te verandering aangebracht in dat Gasthuis. Zalen In een ding zal ik ze roemen en prijzen: het was er kraakhelder en schoon. Die gang waar nu het gemeentearchief is, die werd gepoetst en gedaan. De zalen werden ge schuurd door nog gezonde oude vrouwtjes en mannen. Klaasje van Alfen, die veel bij de portier zat, stookte de kachels. Grote Salamanderkachels, die werden op de zie kenzaal leeggehaald, dat zal een mooie stofbende geweest zijn. Dan werden ze weer aangestoken. Diezelfde Klaas van Alfen liep dan langs de mannenafdeling met de vraag: 'Heb je soms wat nodig'. 'Ik heb zin in sigaretten' riep er dan één, maar dat mocht niet. Een ander zei: 'Ga eens om een beetje leverworst naar Gillissen de Slager in de Nieuwstraat.' Dan kwam Klaasje: 'Hier onder de dekens' en dan la gen ze onder de dekens de leverworst op te eten; het gevolg was dat ze het niet moch ten hebben en dat ze hun gal uitspogen. 'Wat heb je gegeten' vroeg de zuster dan; 'eh leverworst zuster', 'dat mag je helemaal niet hebben' zei ze dan, dus dat was een bos ellende. Dan lag er nog een varens man, die heette Zijdespin. Zijdespin had lamme benen en die had z'n ziekte te dan ken aan te veel slechte vrouwtjes te bezoe ken, nu is er wat aan te doen, toen nog niet. Dat mannetje heeft jaren in het Gasthuis gelegen, 't Was een aardige man. Bewoners van het Gasthuis gaan een dagje uit, ca. 1930 (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen; Foto: A.G. van Agtmaal) Januari 2004 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2004 | | pagina 23