Het gilde van de Vlissingse lijkdienaars Jo de Ridder Voor eerst sal ijder gildebroeder de sterfhuijsen met alle eere en respect dienen sonder eenige de minste tegensprekingen, maar die met alle beleeftheijd en gehoorsaamheijdt bedienen. Op poene die bevonden word sijnen dienst niet na behooren waargenoomen te hebben, gesuspendeert te worden, de eerste reijze voor een maend, de tweede voor drie maenden en de derde maal op poene van cassatie. Aldus het eerste artikel uit de ordonnantie op het gilde van de Stadslijkdienaars uit 1695. Wat precies de reden was, dat men al zo snel na de oprichting van dit gilde in 1676 met een nieuwe versie kwam, is niet geheel duidelijk. Het kan zijn dat er gilde- broeders of wel lyckbidders waren waar het nodige op aan te merken was, getuige het eerste artikel. In het privilege bij de oprich ting was dit artikel in ieder geval nog niet opgenomen. Ook was nieuw dat de boete, in geval van onbehoorlijk optreden, nu werd opgelegd in maanden in plaats van geld. Men kon dus voor een bepaalde tijd uit zijn functie worden gezet. Wat er op neer kwam dat men in die opgelegde boetetijd ook geen inkomen had. Het bestuur van het lijkdienaarsgilde be stond uit een overdeken, een deken en een aankomende deken. De overdeken was een van de regenten uit het stadsbestuur. Voor de functie van deken werd een van de lijk dienaars, uit een bepaalde voordracht, ook door de vroedschap aangesteld. Alle inkomsten met betrekking tot een be grafenis, moesten bij de deken worden in geleverd: Dit bouenstaende geld sal ijder gildebroer gehouden sijn te brengen ten derden dage na de begrauenisse in handen van den regeerenden deeken met een brief je wie en waer hij begraven heeft, 't zij in wat kerk ofte op het kerkhof in de gemeene put of de put apart. Maandelijks werd dan door hem het geld uit de kassa onder de gildebroeders verdeeld. Een uitzondering daarop werd gemaakt voor de vrijman die de weete moest doen. De inkomsten die hij ontving, voor het rondgaan om melding te maken van het overlijden, mocht hij be houden. Die vrijman werd in een roulatie systeem door de deken aangewezen, zodat iedereen op gezette tijden aan de beurt kwam. Dit gold ook voor de beurtman. Deze laatste moest, ook weer in een roula tiesysteem, dagelijks aanwezig zijn ten hui ze van de deken om eventuele meldingen van sterfgevallen in ontvangst te nemen. IJder vrijman sal gehouden wesen, soo ha- est hem bekent is, hoeveel medehelpers hij van nooden heeft aan den Deeken bekent te maken. Ende op dien dag als hij dragers versoekt zal den regeerenden Deeken sijne medehelpers toevoegen. Beschrijvinge van Vlissingen Hierin vermeldt J. J. Brasser in 1753: In een sterfhuis sijn de dragers altoos in een ander vertreck gesepareert van de vrinden die ten begrave zijn. En in soo een vertreck daer de dragers sijn staat ordinair een tafel met wijnglasen, wijn, spiritus, citerij, astrack, van alsem of andere liqueuren. Alsmeede een schaaltje of twee met koek jes, boschuidtjes of diergelijke, alsmeede staat er gemeenlijk een schoteltje met spe cerij van caneei, folij of onnagels. En als het ongetrouwde persoonen sijn soo staat er meede een schooteltje met tackjes rosemarijn, daar dan ijder draager een soo- danig tackje van neemt om het in sijn mondt te houden soolangh als de lijkstatie duurt, tot een teeken dat het een onge trouwde persoon is die begraven werdt. De functie van lijkdienaar werd door het stadsbestuur verpacht. Zodra er een vaca ture was, kon men een bod uitbrengen, waarna de meest biedende in het gilde kon komen. Hij moest dan wel de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt, van de hervormde April 2004 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2004 | | pagina 15