stond als gemakkelijk verkrijgbaar - het
kwam wel met de verlening van een impo
sant familiewapen en het voorrecht om vier
paarden voor de koets te mogen spannen.
Zeker dat laatste was in Vlissingen nog niet
eerder vertoond. Lang heeft hij niet van het
voorrecht kunnen genieten, Cornelis
Lampsins stierf in 1664 in zijn huis op de
Nieuwendijk te Vlissingen als baron van
een eiland dat hij nooit met eigen ogen
heeft aanschouwd, en dat zijn erven spoe
dig zouden verliezen.
Koerland
Ook Jakob Kettler kon het niet alleen af en
wendde zich tot de Engelse koning Karei II
die in 1664 een overeenkomst met hem
sloot. Koerland stond de vesting in Gambia
af, maar behield het recht om op de west
kust van Afrika handel te drijven. Daar
tegenover stond Karei II het eiland Tobago
af aan de 'Hoogst doorluchtige prins Jakob,
hertog van Koerland, Lijfland en Zemgal-
len', op voorwaarde dat de goederen van
Tobago in de toekomst alleen in Engelse en
Koerlandse havens - of in die van Dantzig
zouden worden ingevoerd.
Op Tobago ging het leven bij lange na niet
ongestoord verder. Toen de Nederlandse
admiraal Abraham Crijnssen er in april
1667 landde, trof hij er 'geen Christenen,
maar alleen Indianen aan, terwijl er ook
nog enige Engelsen te voorschijn kwamen.'
De forten en de huizen van de kolonie la
gen in puin. Hij liet één van de forten her
stellen en liet een klein garnizoen achter.
Later dat jaar, bij het sluiten van de Vrede
van Breda, die een eind maakte aan de
Tweede Engelse Oorlog, hielden Londen en
Den Haag geen rekening met Jakobs aan
spraak op Tobago. Maar eind 1668 pro
beerde een Koerlandse expeditie om de
voormalige plaats van fort Jakob weer te
bezetten. De Nederlanders waren echter op
hun hoede en de Koerlanders dropen af;
twee volgende pogingen in 1670 en 1671
liepen eveneens op niets uit.
In 1671 bepleitte de Engelse koning alsnog
de Koerlandse zaak inzake Tobago bij de
Staten-Generaal, maar tot grote woede van
de Lampsins verwezen zij het dispuut naar
de rechter omdat zij het als een aangele
genheid tussen particulieren beschouwden.
Uiteindelijk pakte de zaak goed uit voor de
Lampsins, zij wonnen het proces.
Tobago
Ook al had 'Lord Lampson' volgens Engel
se bronnen de vestiging versterkt met vijf
honderd nieuwe Nederlandse kolonisten,
overgebracht in vijf 'kapers', eind 1672
veroverde een Britse expeditie, bestaande
uit zes schepen en 600 manschappen de
kolonie na een vijf uur durende strijd. De
Britten verwoestten de volledige kolonie.
De blanke kolonisten werd vergund om
naar Barbados te vertrekken, maar de
kostbare slaven en het vee werden ver
beurd verklaard. Tobago was opnieuw
verlaten.
De Lampsins, die gedurende de Tweede en
Derde Engelse oorlog in de Caraibische
Zee met hun kapers de vrije nering hadden
uitgeoefend, haalden bakzeil inzake
Tobago. Als laatste redmiddel verkochten
zij de aanspraak op het eiland in 1676 aan
de Admiraliteit van Amsterdam voor een
bedrag van 36.000 gulden. Het is volgens
Hangoor echter zeer twijfelachtig of de
Lampsins het bedrag ooit hebben ontvan
gen; wel bleven zij eigenaar van vier plan
tages: de Ram, het Lam, de Koeyman en 't
Schaep, op de twee grootste waren onge
veer tweehonderd slaven werkzaam.
De vrede met Engeland in 1674 had
Tobago weliswaar teruggebracht aan de
Nederlanders, maar pas in 1676 landde
een klein Nederlands eskader aan de
Roodklipbaai. Tijdens hun strooptocht langs
de Franse kolonies - na het Rampjaar 1672
stonden de Republiek en Frankrijk tijdelijk
tegenover elkaar - hadden zij daar ettelijke
honderden slaven buitgemaakt. Tegelijker
tijd hadden ze er ook de suikerplantages
verwoest en de koperen kookpannen mee
genomen om op Tobago het bedrijf weer op
gang te brengen. Kort daarop arriveerde de
Nederlandse hoofdmacht onder Jakob
Binckes en werd meteen begonnen met de
Juli 2004
15