Eind september 1945 ontstond er weer vol doende zicht op progressie bij de werf, zo dat De Schelde- en de Lloyd-directie een formele bespreking aan de hervatting van de afbouw en de reactivering van de diver se toeleveranciers konden wijden. Dankzij de inspanningen van alle betrokken partij en was de afbouw van Bouwnummer 214 op de helling na de eerste helft van 1946 zo ver gevorderd, dat het casco te water kon worden gelaten. Er trad vervolgens vertraging in de afbouw op, specifiek bij de betimmering van de ac commodatie. Daarom besloot De Schelde- directie tot overwerk. Aangezien men aan het einde van de zomer van 1947 het schip niet onnodig langer in het voor andere af- bouwdoeleinden benodigde werfbassin van De Schelde wilde laten liggen en de Lloyd bovendien beslist de proefvaart begin okto ber zoals gepland, wilde laten doorgaan, besloot de Lloyd eind augustus in overleg met De Schelde, dat de resterende interi- eurafbouw niet in Vlissingen maar langs de Lloydkade in Rotterdam zou plaatsvinden. Dit leidde ertoe, dat De Schelde tientallen werklieden extra naar Rotterdam dirigeer de. Zo verliet het nog onafgebouwde schip on der gezag van kapitein C.H. Vellenga op zondag 28 september 1947 het speciaal daartoe uitgebaggerde werfbassin van De Schelde. Oorspronkelijk zou de 214 voor wat betreft bouwkosten bij De Schelde 14 miljoen gul dens kosten. Door de oorlog en de afbouw erna stegen de kosten tot bijna 21 miljoen, volgens een opgave van april 1952. Die overschrijdingen waren een doorn in het oog van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd en er werden vele vergaderingen aan gewijd. Op 21 augustus 1952 waren de partijen elkaar op 84.000 Hollandse gul dens genaderd. In euro's omgerekend altijd nog een bedrag van ruim 1 miljoen euro. Het wantrouwen was evenwel evenredig aan de overschrijding gegroeid. Een maand later werd een akkoord bereikt, met de volgende aantekening van De Schelde-zijde: 'Wij vertrouwen, dat door dit voorstel thans te aanvaarden, de goede verstandhouding tussen onze beide onder nemingen zal zijn hersteld.' De Lloyd liet nooit meer een schip bij De Schelde bouwen. Over het prachtige schip Willem Ruys is ui teraard nog veel meer te vertellen. In de zo mer van 2005 verschijnt deel 1 van een zeer gedetailleerd tweeluik over dit schip, van de hand van Frans Luidinga en Nico Guns. Zij schreven eerder scheepsbiografieën over de bij De Schelde gebouwde Lloyd- schepen Indrapoera, Sibajak, Baloeran en Dempo. Binnenkort verschijnt van de hand van Nico Guns een uitgebreide scheepsbiogra- fie over het laatste grote passagiersschip dat De Schelde bouwde: de Kungsholm (1953). 8 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2005 | | pagina 10