De tewaterlating van de Willem Ruys op 1 juli 1946. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen, Foto Dert)
woning van Glacisstraat 155 met uitzicht
op het werfterrein. Het treintje met lage
wagons reed richting Aagje Dekenstraat.
Tijdens zijn onderzoek na de oorlog zoekt
Taal de heer Den Engelse in zijn woning in
Dordrecht op. Den Engelse ontkent dan
enig aandeel zijnerzijds in acties met
Willyc.q. de werf, op die avond.
Kruisdijk memoreert de merkwaardige
'stilte voor de storm' rond het Schelde-
terrein gedurende 30 en 31 oktober. De
werf is niet opgeblazen en er zijn geen aan
wijzingen, dat er enige Duitse bewaking is.
Dit wordt onderstreept door het briefverslag
van Jobse. Hij vermeldt hier ook in, dat zijn
vader directeur van het postkantoor van
Vlissingen was. Hij en zijn broer kennen de
situatie daar dus heel goed. In de avond
vóór de landing, de avond van 31 oktober,
halen beide broers alle geweren en munitie
uit de bunker bij het postkantoor: 'De
volgende ochtend was er voor de Duitsers
niet veel meer over om mee te schieten!'
Wat betekent dit?
Aschmann is er op gebrand niet alleen de
havens, maar ook de Werf te vernielen en
laat daarom de 50 extra springladingen
aanbrengen. Dan verbiedt generaal Daser,
op 29 oktober te elfder ure, het opblazen
van werf en Bouwnummer 214 met een
plausibele argumentatie.
Mijn inziens is het in de Duitse verhoudin
gen ondenkbaar, dat een kapitein (kolonels
rang) een duidelijke order van een boven
hem gestelde generaal in de wind slaat. Dit
gebeurt dan ook niet. Bovendien schrijft
Aschmann op 30 oktober, na afloop van
zijn gesprek met generaal Daser in zijn
officiële dagjournaal, dat het uitstel van het
opblazen van de werf niet erg is, want er is
nog tijd genoeg om het te doen! De spring
ladingen blijven gewoon liggen en zijn dus
de avond tevoren niet afgevoerd. Aschmann
April 2005
19