van de springladingen op 31 oktober, zou
hebben vereist. Sommige verhalen blijken
bij doorvragen zelfs volledig uit de duim
gezogen te zijn.
Jobse, verbonden met het verzet en per
soneelslid van de KMS, heeft zonder enige
twijfel geweten van de 50 springladingen.
In zijn briefverslag worden zij met geen
letter genoemd, evenmin enige actie in
verband hiermee, terwijl Kruisdijk de stilte
op de werf gedurende 30 en 31 oktober
speciaal opmerkt.
Mijn inziens speelt er echter nog iets. Er
vallen twee ondertonen te beluisteren.
De directie van de werf staat aan kritiek
bloot en haar wacht later het afleggen van
verantwoording. Niemand van het kader wil
enig risico lopen hierbij betrokken te raken
en iedereen zwijgt. De heer Vader, bedrijfs
directeur Scheepsbouw, legt zichzelf zelfs
een zwijgplicht op. Ook de heer Den
Engelse?
Vanuit het personeel is er onvrede over 'de
afkoopsom van 10,00' voor plichtsbe
trachting tijdens de oorlog. Opmerkingen
doen de ronde in de trant van 'het kan je je
baan kosten ais je je mond open doet over
het gebeuren in oorlogstijd
Daarnaast is er na de oorlog een opko
mend gevoel van afkeer dan wel angst voor
het communisme, onder meer gevoed door
het optreden van de Sovjet-CJnie. Er is een
tendens om het verzet van de communisten
tijdens de oorlog van minder belang te
doen lijken. Dit zet kwaad bloed en intensi
veert het geruchtencircuit.
Jobse onderstreept ook dit facet. Hij ver
telt, dat hij en zijn broer - zij waren van
orthodox-protestantse huize - de geweren
en munitie uit de bunker bewaren 'met het
oog op de volgende oorlog, met Rusland'.
Vlak voor hun vertrek naar respectievelijk
de USA en Zuid-Afrika, waarheen zij in
1955 emigreren, hebben zij de wapens en
munitie 'toen maar opgeborgen onder de
preekstoel (podium) van de Christelijk
Gereformeerde kerk in de Kasteelstraat,
waar mijn broer toen koster was, samen
met de nieuwe koster. Wij waren toen niet
zulke lieverdjes'.
De meeste mensen, die werkelijk in het
verzet gezeten hadden, zwegen. Enerzijds
omdat zij het hun plicht gevonden hadden
te doen wat zij deden, anderzijds omdat zij
die spanning en ellende achter zich wilden
laten, hierbij gesteund door de ijzeren wet
in het verzet (vaak met schade en schande
geleerd), datje je mond moest houden over
wat er gebeurd was. Praten was levens
gevaarlijk! Dit niet erover praten door hen
die het hadden kunnen weten, wordt
geïllustreerd door het begin van het brief
verslag van Jobse, waarin hij zich zeer
verbaasd toont, dat iemand uit Holland nog
belangstelling voor zijn verhaal toont.
Conclusie
Bouwnummer 214 groeit gedurende de be
zetting voor de Vlissingse gemeenschap uit
tot een symbool van 'Vlissingen zal her
rijzen'.
Verder zoeken in de richting van wat er op
30 en 31 oktober gebeurd zou kunnen zijn,
heeft - hoe onverteerbaar dit voor sommi
gen ook mag klinken - geen betekenis in
verband met het verloop van de gebeur
tenissen. Immers, toen het er op aankwam,
hebben de Duitsers uit eigenbelang (drink
watervoorziening) het opblazen van de werf
uitgesteld. Zij bleven op 1 november door
hun eigen misrekening (Aschmann) zitten
als met een ballon, die uit hun vingers glip
te, ongeacht wat er wellicht voor verrassing
voor hen op de werf klaar gelegen zou kun
nen hebben...
Terugkijkend blijft het zeer onwaarschijnlijk,
dat de 50 springladingen vóór 1 november
ongemerkt zouden zijn weggehaald. Wat
wel in stilte door één of enkele deskundigen
gedaan zou kunnen zijn, is het verwijderen
van de ontstekers. Wie daarbij daadwerke
lijk betrokken zouden zijn geweest, blijft,
ondanks de naspeuringen door Taal en Van
Dijk, in het ongewisse.
Verder moeten wij met oud-Ortskomman-
dant Heinze instemmen als hij de aanwe
zigheid van een beschermengel voelde.
April 2005
21