stelde hem dan ook vele vragen over de realiseerbaarheid ervan. Zoals over de sloe penopstelling, waarvan hij het sterke ver moeden had dat bij het eerste het beste zeetje de laagopgehangen reddingsboten verspeeld zouden worden. Maar Blokland Visser wist waarover hij sprak en verdedig de zijn visie met verve. Hoewel het de bedoeling was dat de ont- werpschets in Rotterdam zou achterblijven, nam Blokland Visser hem bij zijn vertrek abusievelijk weer mee terug naar huis. Daarom stuurde directeur Smit de schets de volgende dag per post weer naar de Veerhaven op. Enkele weken later, op 5 november 1929, schreef Blokland Visser een uitgebreide brief aan B.E. Ruys sr., waarin hij nog eens inging op de aspecten van zijn ontwerp waarover discussie was geweest: sloepen opstelling, hutindeling eerste klasse en zon wering aan de scheepszijden. Veelzeggend is, dat de Lloyd-directie zelf deze brief archiveerde in haar dossier 'Nieuw mail schip', terwijl de Lloyd na de oorlog op de ze brief zelf de aantekening 'ms Willem Ruys' plaatste. Duidelijk bewijs, dat zij het als een oerdocument erkende en als zoda nig wenste te bewaren. Hoewel er niet direct een opdracht tot ver dere ontwikkeling volgde (althans, wij heb ben daarvan in de archiefstukken niets teruggevonden), werkte De Schelde de plannen in de daaropvolgende jaren verder uit, vooruitlopend op de opdracht die vroe ger of later vast wel zou afkomen. Men liet in De Schelde-timmerfabriek zelfs een deel- maquette vervaardigen. Daarvan maakte men begin 1934 een aantal foto's, onder de noemer 'Model Lloydboot'. Toen de Lloyd-directie ruim vijfjaar na de initiële presentatie alsnog besloot tot een nieuw mailschip, haalde men De Schelde- ideeën tevoorschijn. Zij vormden het uit gangspunt voor verdere uitwerking door de eigen hoofdingenieurs, D.T. Ruys en L.W. Bast. Die waren toentertijd de Inspecteurs Technische Dienst van de rederij. De door hen geleide 'teekenkamer op de Lloydkade' (die rond 1930 was opgericht) maakte in die periode een ontwikkeling door tot ont werpbureau. Dit hield onder meer in, dat zij zich halverwege de jaren dertig van de twintgste eeuw zelf meer en meer met scheeps- en werktuigbouwkundige ontwerp activiteiten voor hun rederij gingen bezig houden, in plaats van zich bij nieuwbouw projecten te beperken tot toezichthoudende en controlerende activiteiten. Ruys en Bast kregen aldus in de lente van 1936 de opdracht om de ontwerpschets van De Schelde op grond van de specifieke rederij-expertise en -verlangens nader vorm te geven en uit te werken tot alge meen plan, lijnenplan, grootspant, machi nekamerindeling en bestekken. Dit ge schiedde overigens weer in overleg en samenwerking met Blokland Visser en Kapsenberg van De Schelde, alsmede met experts van het Nederlandsch Scheeps bouwkundig Proefstation te Wageningen (prof. Troost en ir. Van Lammeren). De Schelde moest op basis van de ontwerp plannen een prijsopgave voor de bouw doen. In 1948 hebben Ruys en Bast elk een uit gebreide verhandeling over ontwerp en bouw van de Willem Ruys gehouden. Sinds dien hebben diverse auteurs vermeld dat Bast en Ruys 'de' ontwerpers van de Willem Ruys zijn geweest, een voorstelling van zaken die ook in sommige Lloyd-publi- caties wordt gegeven. Een dergelijk beeld doet echter onvoldoende recht aan de in vloed die De Schelde-ingenieurs Blokland Visser en Kapsenberg reeds in 1929 met hun eerste aanzet voor een nieuw mailschip op het uiteindelijke ontwerp hebben gehad. Half maart 1938 presenteerde men het plan aan de Lloyd-commissarissen. in de notulen van hun vergadering lezen wij: 'De Directie doet daarop mededeelingen om trent de voorbereidingen van den bouw van een nieuw mailschip, waarvan een model ter vergadering aanwezig is. De gedachte waarvan is uitgegaan was een schip te bou wen dat in grootte, snelheid en passagiers- April 2005 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2005 | | pagina 7