niet volledig in beeld gebracht worden. Het betrof een zware constructie van liggende eikenhouten balken en staande eikenhou ten palen. Dendrochronologisch onderzoek dateerde de houtkap rond 1585. Mogelijk dat deze constructie een functie als kade had om zware houtdelen te kunnen lossen. Het Moellenblock Vlissingen was in de late Middeleeuwen als het ware in tweeën gedeeld door een lange smalle haven (Voorhaven, Koopmanshaven en Achterhaven), die in verbinding stond met het zogenaamde Molenwater. De Achterhaven en het Molenwater waren ge scheiden door een smalle dam, waarop een grafelijke getijdemolen stond. Via een sluis kon het water van de Achterhaven naar het Molenwater stromen en terug. De al in 1318 gememoreerde molen moet gesitueerd worden op de kop van de Spui straat, iets noordoostelijk van de opgra vingslocatie. In drie fases werd de smalle dam verbreed en geschikt gemaakt voor woningbouw, waarbij de getijdemolen als het ware ingebouwd raakte. Rond 1630 vond de laatste fase plaats van deze opho ging en verbreding. De kom van de Achter haven werd daarvoor gedeeltelijk gedempt. De brede strook grond werd toepasselijk Het Molenblok, circa 1690; met op de zuid westelijke hoek pand A 77. Gemeentearchief Vlissingen, Historisch Topografische Atlas (detail). het Moellenblock (Molenblok) genoemd. Hier werd in 1630 een kavel van 26 perce len grond uitgegeven volgens de toen gel dende principes van grondverkoop, die niet zoveel verschilt van de huidige praktijk. Het zuidwestelijk deel van deze kavel valt sa men met het opgravingterrein. Vanaf de gronduitgifte tot aan de sloop van een aantal woningen in 1811 werden de ei genaren 'gevolgd'. Dit jaar is ingegeven door de Franse vestingwerken waardoor het westelijk deel van het Molenblok letter lijk het veld moest ruimen. Door intensief archiefonderzoek is per perceel onderzocht welke karakteristieken boven water ge haald konden worden. In Vlissingen wordt een dergelijk historisch onderzoek bemoei lijkt door het ontbreken van relevante archiefstukken uit de periode voor 1809. Archeologisch onderzoek is vanuit dit oog punt alleen al van essentieel belang. Bouwgrond In een snel groeiende stad als Vlissingen nam begin zeventiende eeuw de vraag naar bouwgrond toe. Tussen 1609 en 1613 was door Prins Maurits de vesting verbeterd en de oostelijke haven met het Dok gebouwd. De ruimtes rondom het dok en de haven konden gedeeltelijk gebruikt worden voor huisvesting. Zo waren er 'ledige erven' bij de Nieuwe Timmerwerf (oostelijk van de Dokhaven), waar 19 percelen werden uit gegeven. Ook op de Houtkade was bouw grond voorhanden. De oudste bouwvoorschriften in Vlissingen dateren uit 1545. In de ordonnantie op de erfscheiding van 16 maart 1638 is dan ook al sprake van ver doorgevoerde bouwvoor schriften. Geschillen werden voorgelegd aan de van stadswege benoemde erfschei- ders. In haar vergadering van 11 december 1630 besloot het stadsbestuur van Vlissingen tot uitgifte van grond bij de Middelburgse poort, het zogenaamde Molenblok. In de 'conditiën ende voorwaerden' was onder andere bepaald dat de vastgestelde rooi lijnen over de volle breedte van het perceel 'betimmert' dienden te worden. Een perceel 8 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2005 | | pagina 10