Molenblok begint met dit pand, het eerste pand aan de Kaaskade, 'van den zuijt- westen houck van de kaerskaye in: met sonne om tot aen den voorseide houck'. Koper op die 29e januari was Jan Willems- sen, van beroep backer. die het perceel kocht voor 132 ponden en 16 schellingen Vlaams. De jaarlijkse grondcijns bedroeg 8 ponden en 6 schellingen Vlaams. In 1656 werd het pand 'bij decreet' verkocht aan de weduwe van Jeroen Jansen. Waarschijnlijk kon Willemssen of één van zijn erfgenamen niet meer aan de financiële verplichtingen voldoen. Het hoogste hypotheekbedrag waarbij het perceel A 77 als onderpand dienst deed, bedroeg 400 ponden Vlaams. De belasting op de huisschatting was één klasse hoger dan de panden A 75 en A 76 namelijk 2 ponden en 12 schellingen Vlaams; evenveel als perceelnummer A 72. Op 20 maart 1789 kocht Jacobus Frans- sooisen het pand bij opbod voor 115 pon den 6 schellingen 8 grooten Vlaams. Acht jaar later zien we Franssooisen op een be- wonerslijst staan als 'slagter' van de Franse Marine. Op 3 oktober 1806 kocht Cornelis Riemers jr. de panden voor de som van 1300 gulden en 200 gulden voor 'losse goederen' van Wouter Klootwijk. In 1803 woonde Riemers jr. nog bij zijn ouders in de Palingstraat. Cornelis Riemers sr. was van beroep meester beenhouwer. Blijkbaar trad Riemers jr. in de voetsporen van zijn vader. In het wijkregister van 1805-1807 - bij de peiling van 6 november 1805 - is het pand of beide panden in gebruik bij militairen. Bij de peiling van 11 juli 1807 is de 21-jarige 'slagtersbaas' Cornelis Riemers jr. met zijn vrouw Maria Jacoba Vink de bewoner/eige naar van beide panden. Op z'n minst valt te zeggen dat dit pand een langere tijd in gebruik was als slagerij. De bij het archeologisch onderzoek gevon den vloer met rondom een afvoergoot doen sterk denken aan het gebruik als slagerij. Alleen dateert deze vloer uit de zeventien de eeuw en treden de slagers Franssooisen en Riemers pas een kleine eeuw later op. Opmerkelijk is dat uit het archeologisch onderzoek bleek dat er sprake is van twee vloeren. Met veel puin tussen deze twee vloeren. Of de enorme ontploffing van de kruitmolen op Palmpasen 1701, die even buiten de Middelburgse poort lag, hier debet aan is, is moeilijk te zeggen. Weliswaar was de schade in de stad enorm en was er bij wijze van spreken geen heel glas meer te vinden in Vlissingen - als we tenminste een tijdgenoot mogen geloven - de archieven laten over de schade echter verder niets los. Uit het 'quohier van alle familien en huys- gesinnen'- kohier van het nieuw familiegeld - komen we nog te weten dat in 1692 Guiilaem de Vick eigenaar en bewoner was van het pand en van beroep meter: hij wordt aangeslagen in de derde klasse. De naaste buren van De Vick hebben beroepen als: smit, stoeldraaier en schoenlapper. Helaas konden deze ambachtslieden niet Een van hoorn gemaakte kam uit de zeventiende eeuw gevonden in een waterput van het pand A 77. CJit: A. tlfkes. Een archeo logisch onderzoek op het terrein 'Alhambra te Vlissingen (Z.). 10 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2005 | | pagina 12