Wie rekent kookt electrisch
Het ijs stond in bloemen op de ramen, tjonge
wat een kou had je vroeger! Mog net geen
ijspegels aan je neus! Er waren flanellen
pyjama's, bedsokken, hemden en borst
rokken! Met adem, die als rook uitje mond
kwam (soms deed je net of je al rookte),
probeerde je de ramen te ontwasemen met
de mouw van je pyjamajas. De keuken
kwam 's morgens in de winter maar lang
zaam op temperatuur. Cliteindelijk was er
handwarm tot kokend water bij de hand,
want op de kachel zuchtte altijd wel een ke
teltje. 's Zomers werden kachel en pijp los
gekoppeld, schoongemaakt en de pijp ge
stopt met krantenpapier tegen valse trek.
Maandag wassen, dinsdag drogen, woens
dag strijken, roept de was vanuit de jaren
1940/1950 bij mijn 80-jarige moeder nog
altijd op. Nu zie ik ook weer de ketel, waar
in op zondagavond de witte was werd ge
kookt. Daarvoor werd, haast ritueel, het
oud gietijzeren éénpitsgasstel uit de schuur
in stelling gebracht dat een poot miste,
maar waarvoor opa, draaier op De Schelde,
een steunstuk had gedraaid. Hup, de rub
beren gasslang op de kraan en koken
maar. Er kwam geen waterpomptang of
steeksleutel aan te pas! Laat staan van dat
witte tape of vettig touwvezel. Na de kook
werd de ketel zo warm mogelijk gehouden
met een afgedankte winterjas van mijn va
der.
WIE... REKENT... KOOKT... ELEC
TRISCH..., riep het nutsbedrijf ons midden
jaren zestig toe. Woord voor woord ver
scheen deze tekst met een fornuis als ne
onreclame op een gevel aan de Aagje
Dekenstraat tegenover de zuidelijke bus
halte van de Stoomtram Walcheren. Aan en
dan weer uit. Maar we kookten op gas, dus
hoefden we niet te rekenen.
Vroeg jaren zestig kwam de Miele 65, een
Iangzaamwasser, die wekelijks op de
maandag centraal de keuken werd inge
trokken en waarvan ik de wringer mocht
bedienen. Ik had makkelijk brugdraaier
kunnen worden! Om het vuile water in
emmers via de rubberen slang met het dito
afsluitballetje af te kunnen voeren, was
handigheid gevraagd. Op tijd en in één be
weging dat balletje terug op de slang, daar
ging het om, anders proestte je de keuken
onder water!
Petroliestellen hadden kijkglaasjes om de
vlamhoogte in te kunnen stellen. Ik pro
beerde de pit wel eens zo laag te draaien
dat hij bijna doofde om hem dan, net voor
hij doofde, snel op te draaiden, zodat toch
geen nieuwe lucifer moest worden aange
stoken. Vroeger had je verder niet veel te
doen. Zette je de pit te hoog dan walmde
het stelletje.
Ook de olieboer kwam aan de deur. Van
Haveren, Wisse en Catsman handelden in
olie. Je had huisbrandolie, voor de vaak
stinkende oliehaarden. Wisse, had BP als
voorletters, maar leverde Caltex, daarvan
ontging mij de logica. En Catsman, die
heette Wisse van voren. Van Haveren, in
bruin manchesterpak, kwam met vrouw en
zoon aan de deur. De zoon nam het bedrijf
nog over, maar het leek mij geen grote
handel. Hoewel Catsman naast mijn groot
ouders woonde, betrokken zij van hem
geen petroleum. Catsman was een 'rooie',
hoorde ik jaren later. Koopt bij onze adver
teerders, riep het kerkblad immers toe. Mijn
andere grootouders hadden daar géén
moeite mee. Met hun tankje moest ik re
gelmatig aanbellen bij Wisse Catsman in de
Callenfelsstraat om vervolgens achterom
geholpen te worden. Zo lagen dingen vroe
ger voor een kind niet altijd even duidelijk.
Kenwijsje in het badhuis
Wij mochten in de winter naar het Badhuis
van Woningbouwvereniging Goed Wonen
aan de Bonedijkestraat, waar veel Schelde-
werkers op de vrijdag met schuurborstels
trachtten de hardnekkige geur van metaal
en in smeer gedrenkt poetslinnen te verwij
deren. 'Goed voor een stortbad', vermeldde
het toegangskaartje: vijfenvijftig cent. Het
echtpaar Suwijn runde de tent. Zij spoten
de cabines schoon, stelden de tijdklok op
de deur in en klopten zonodig op de deur
als het je tijd was. Met mijn broer ontwik
kelde ik een fluitwijsje ten teken van het
dicht draaien van de kraan, zodat wij zowat
12
Den Spiegel