bleef de Scheldemonding redelijk bevaar baar. Daar waren ook de verlichte boeien blijven liggen. Dit betekende dat de zee- loodsen die gedurende de nacht met sche pen binnenkwamen in de rede ankerden. Deze schepen werden in de vroege ochtend door de rivierloodsen beloodst. Dat bete kende dat we met een grote, zware sleep boot, die door het Loodswezen was inge huurd, aan boord van de geankerde schepen werden afgezet en de zeeloods het schip verliet. Het is goed voorstelbaar dat de toen nog veel minder krachtige redeboten geen kans zagen hun normale werk te doen om dat het vele ijs in de rede dat belemmerde. Alvorens aan boord van de sleepboot te gaan, soms waren we wel met vijftien of zelfs twintig rivierloodsen, werd aan een ie der verteld op welk schip hij beloodst zou worden. De bedoeling was om min of meer in konvooi, zo gauw het daglicht was, naar Antwerpen te varen. Afspraak was dat het meest snelle en van vele paardenkrachten voorziene schip het eerst ankerop ging, dus de kop nam. Eveneens waren er goede af spraken over wie dan volgde en welke snel heid in mijlen werd aangehouden. De een voer in het kielzog van de ander en er werd door de voorste schepen een geul door het vaak zeer dikke ijs gevaren. Duidelijk zal zijn dat de schepen met de minste pk's achteraan in het konvooi plaatsnamen, wat betekende dat dit de kleinere scheepjes waren, u raadt het al, het coastertje voor de 'duizendtonner'. Het moet voor de belangstellende, zich toe vallig aan de Scheldeoever bevindende toe schouwer, een fraai en imposant beeld ge weest zijn, deze in kiellinie varende en zich moeizaam een weg door de dikke ijsmassa banende vloot te aanschouwen. Probleem van de 'duizendtonner' was in de bijna ijsvrije geul te blijven en het konvooi te volgen. Dit betekende echter niet dat als de vaart van dat scheepje zo gering was en het daardoor steeds verder achterop raak te, het konvooi de vaart terugnam. Zo kwam het voor dat de 'duizendtonner' er gens halfweg de rivier moest afhaken om daarna een ankerplaatsje voor de nacht te vinden. Zo waren er in de vele bochten be kende plekjes waar minder ijs kwam. Dit is mij enige keren overkomen. Dat betekende dat je daar voor de rest van de dag lag en pas weer de andere ochtend aansloot bij het opkomende nieuwe konvooi. Ook kon het zijn dat een later op de dag opkomend snel schip bereid was je in zijn kielzog mee te nemen, wat echter voor hem betekende dat hij aanmerkelijk later in Antwerpen aankwam. Graag wil ik dit kommer en kwel verhaal van een 'duizendtonner' op de Wester- schelde afsluiten met een kort misschien ook wel lachwekkend verslag van een kor te loodsreis; een ijsreis met hindernissen die toch gelukkig goed afliep. Ankers op het ijs Tijdens deze strenge winter werd ik op een zondagnamiddag, misschien was het al wel eind februari 1963, geroepen voor een Nederlands coastertje dat in de haven van Vlissingen lag. De kapitein vroeg om een loods voor Antwerpen. Toen ik het scheep je zag, begreep ik al dat Antwerpen wel erg ver zou zijn. Aan boord vertelde de kapitein dat zijn re der hem had opgedragen naar Antwerpen te vertrekken. Nadrukkelijk vertelde ik hem dat hij, gezien het geringe vermogen van zijn scheepsmotor geen schijn van kans had Antwerpen te bereiken of zelfs maar buiten de haven te geraken. Hoewel hij be grip toonde voor mijn advies was zijn ant woord dat hij het toch wilde proberen. Daarna werden de trosjes losgesmeten en bereikten we met moeite de sluis om te worden doorgeschut. Toen de buitendeur van de sluis openging, werden we gecon fronteerd met de Vlissingse havenmonding. Voor de haven langs zagen we enorme massa's ijs die werden voortgedreven door de vloedstroom. Na ontmeerd te zijn in de sluis vroeg ik om extra vermogen om te trachten volle kracht door de zich voor de haven opgestapelde ijsschotsen te varen. Eenmaal met het voorschip in dit om de oost kruiende ijs, kwamen we geen meter meer vooruit en dreven we in de richting Januari 2006 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2006 | | pagina 19