een feit. En het Oranjehuis, in 1813 nog binnengehaald als de hoop voor het 'nieu we' vaderland, verloor in de loop van de negentiende eeuw steeds meer glans. Deze eeuw betekende voor Nederland en Europa, ondanks het aanhoudend rommelen in de politiek en een incidentele oorlog, die nau welijks iemand nog kan opnoemen, vooral een slaperige tijd. Waar de zeventiende en achttiende eeuw nog enige waarde hadden als de Gouden en Zilveren Eeuw, kunnen we de daarop volgende honderd jaar de graderen tot de Pluche Eeuw. Alleen het einde gaf duidelijke voortekenen voor de nieuwe eeuw die alles zou veranderen. November 1890 Op de grens van oktober naar november 1890 overlijdt een bekende Vlissinger: de jonge kandidaat in de rechten Willem van der Os - die vooral bekend werd als initia tiefnemer van de Vlissingse Oudheidkamer en wiens ouderlijk huis aan het Bellamy- park later onderdak zou bieden aan het Stedelijk Museum. Vanuit zijn woonplaats Utrecht werd hij overgebracht om in Vlis- singen begraven te worden. In de Vlissing- sche Courant verschijnen diverse rouwad vertenties en lovende necrologieën van familie en notabelen. Het nieuws verdwijnt echter wat door het aanhoudende ziekbed van de koning. Willem 111 is inmiddels 73 jaar en onder zijn regering rommelt het als nooit tevoren. Zijn verschijning, starre houding en uitgesproken ontevredenheid met de constitutionele monarchie resulte ren in een grote hoeveelheid spotprenten; anonieme pamflettisten bedenken de titel Koning Gorilla. De kranten houden zich stil en beperken zich tot loftuitingen en uitvoe rige verslagen van het zorgelijke ziekbed. Op 20 november 1890 legt Emma voor de Staten-Generaal de eed af als regentes van het koninkrijk en nog geen vier dagen later overlijdt Willem III. Zoals ook nu het geval is, lag er al een scenario klaar: 'De slag, die Nederland met het afsterven van de laatste mannelijke telg uit het Huis van Oranje thans treft, is voorzeker groot te noemen. Wordt het de Koningin-regen tes, die vanaf donderdag de teugels van het bewind in handen nam, gegeven, tot rijke zegen te verstrekken voor Nederland; en voor prinses Wilhelmina in het bijzonder en valt haar daarvoor in ruime mate onder ho gere zege de liefde en toegenegenheid van het Nederlandse volk ten deel.' Twee dagen later volgt Emma's eerste pro clamatie waarin zij haar volk zelf het over lijden meedeelt, steun vraagt voor haar dochter en God bidt om haar bij te staan gedurende haar regentschap. In de week die volgt, wordt in vrijwel elk nummer van de Vlissingsche Courant een uitvoerig ver slag van de ontwikkelingen gegeven. Men weet te melden dat de toestand van de ko ningin vrij kalm is en dat zij dagelijks hon derden telegrammen van troost en deelne ming ontvangt. De tienjarige koningin Wilhelmina wordt sedert zondagochtend als majesteit aangesproken, maar wordt niet toegelaten bij het lijk van haar vader, zoge zegd 'om haar gemoed niet te zeer te schokken.' Als bewijs van haar kinderlijke eerbied zijn op haar verzoek wel bloemen uit haar eigen tuintje geplukt en op het doodsbed gespreid. Heel gangbaar - maar in onze ogen die di recter media gewend zijn, wat opmerkelijk - is de uiterst gedetailleerde beschrijving van het ziek- en doodsbed. Verhandelingen over de vorstelijke stoelgang en hoestbui en, worden enige dagen later gevolgd door beschrijvingen van de vele palmtakken die het lijk bedekken, de witte zijden matrassen in de loden kist, de massief zilveren hand vaten en schroeven die - rijk versierd met symbolen - op de gepolijste mahoniehou ten omkist zijn aangebracht. De koningin weduwe heeft na het kisten een rouw afge kondigd voor drie maanden - zeven weken zware en zes weken lichte (nationale) rouw. Op 5 december wordt Willem III begraven. Ondanks de rouw gaat het leven in Vlissingen toch verder. Voorstellingen, uit voeringen en andere gelegenheden worden wel uitgesteld, maar op de Nieuwendijk worden St. Nicolaas-etalages ingericht en op de avond na de begrafenis wordt in een Vlissingse theaterzaal toch het blijspel Waar is de kat? uitgevoerd. 4 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2006 | | pagina 6