een kogel door zijn bovenbeen en het bot werd totaal verbrijzeld. Hij stierf een aantal dagen later aan de wond. Zijn broer. Robert, had hem naar Vlissingen vergezeld en samen waren ze. als echte ridders ten strijde getrokken. Robert ging terug naar het mooie familiekasteel Fenshurst in Sussex. Philip Sidney, graaf van Leicester, werd met veel eerbetoon en zwaar betreurd in de Sint Paul's Cathedral in Londen be graven. Hij was niet alleen een bestuurder, politicus en veldheer, maar hij was ook een belangrijk literair figuur. Zo schreef hij een lang pastoraal gedicht Arcadia. Verder pu bliceerde hij kritisch proza, onder andere The Defence of Poesy. Hij schreef ook de eerste Elisabethiaanse sonnettencyclus Astrophil and. Stella (Sterrenminnaar en ster) in de tijd dat hij verliefd raakte op een zekere Penelope Devereux. Het werk be staat uit 108 sonnetten en een aantal liede ren, geïnspireerd door het dichtwerk van Petrarca. Naast Sir Philip Sidney zijn er wel meer mensen geweest die zich niet al te positief over Vlissingen hebben uitgelaten. Jules Verne bijvoorbeeld. Hij reisde in 1881 met de Saint Michel 111, een stoomjacht van 38 ton door Nederland en kwam op 11 juni in Vlissingen aan. In zijn reisaantekeningen staan een paar regels over zijn bezoek: 'na voor een in een woord gigantisch bedrag aan steenkolen te hebben ingeslagen, ver liet het jacht Vlissingen tegen vijf uur in de middag.' Het bezoek was kort en de Vlissingse kolen waren absurd duur. Of G. Christopher Davies, die in het begin van de vorige eeuw een boottocht maakte door de Nederlanden en zijn reis beschreef in On Dutch Waterways. Na een lange reis naar IJmuiden, Amster dam, de Zuiderzee en allerlei kanalen, komt hij tenslotte met zijn stoomscheepje in Vlissingen aan, waar hij ziek wordt van de stank en de vieze lucht. De stad vindt hij niet erg mooi en havens waren ongezond smerig bij laag tij. Hij dacht dat hij ver schijnselen kreeg die leken op 'Walcheren fever'. Hij wist blijkbaar van de ellende die de Engelsen hadden ondervonden in de zo mer van 1809, toen de Engelse legers de Fransen op het eiland Walcheren aanvielen. Velen van hen stierven toen aan moeras koorts, waarschijnlijk malaria. En iets ver der schrijft hij: 'Overal op mijn tocht voelde ik mij goed en gezond, but of Flushing I ha ve a horror.' Gelukkig was hij eerder in Souburg op de kermis geweest. In een apart hoofdstuk be schrijft hij de vrolijkheid die in het dorp heerst, de kleurige kleding, de meisjes in rijen, arm in arm. Er werd ook volop ge danst, vooral door jonge mannen, lachend, De Kanaalstraat in Souburg, circa 1890 (fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen) Juli 2006 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2006 | | pagina 11