met rode gezichten, lang haar en petjes en ze dansten net zo lang tot het niet meer ging. Hij heeft het ook nog over het ringrij- den, dat men volgens hem vroeger in Engeland ook wel deed. Hij maakte foto's, maar de opname van het ringrijden in Souburg was niet gelukt. Hier moeten we ook nog even James Joyce noemen. Hij kwam, toen hij kwaad en verongelijkt zijn vaderland Ierland ver liet, met de mailboot in Vlissingen aan. Op het station moest hij een tijd wachten op de trein die hem verder Europa in zou bren gen. Hij bezocht de stad niet en schreef niet over Vlissingen, al kan men in zijn boek Finnegans Wake nogal wat Nederlandse woorden aantreffen. Ook de grote Rus sische schrijver Paustovski schreef een ver haal over Vlissingen, maar nergens blijkt dat hij de stad ooit echt heeft gezien. Aan beide auteurs heeft de Slibreeks aandacht geschonken. Iemand die zich wel geestdriftig over Vlis singen uitliet was Betje Wolf. Ze had niet di rect reden om tevreden te zijn over die stad, waar ze door de kerkenraad op het matje was geroepen en een en ander te ho ren had gekregen over haar uitgaan met een zekere Gargon. Ze verloofde zich daar om toen maar snel met een wat oudere do minee en vertrok met hem uit Vlissingen. Ze liet er echter wel vrienden en kennissen na, met wie ze correspondeerde waardoor ze regelmatig aan Vlissingen dacht en wel eens schreef over die stad: 1 94 W A'. L C'HER N, DEEDE ZANG. 95 Leunis zou zyn oog mistrouwen, En hoe vast zyn al die werken Zag hy nu zyn arme kluft; Jongen zie zo'n Steêhuis eens; Zoetje, 'k weet gy ftond verfufc, 'k Zeg het is iets ongemeens. Mogt g' uw Vlisfing thans befchouwen? En hoe keeken Teuntje en Kryn; 'k Heb hier menigmaal de netten Wat zou Kors verbysterd zyn Uitgerold, gedroogd, geboet, Om met gunftig weer en vloed, Hoe zou regte flegte Tewis, Die tot voordeel uit te zetten; Hoe zou JubbcLyn en Leen 'k Gis niet verre daar van daan, Daar zy langs deez' gragten treên Heeft myn kleine hut geftaan. Hoe zou d'ouderwetfche Mewis, Meisje, Imme, Labbeen Floor, Kyk eens hier, kyk daar eens, zelle! Jappe, Tlemme, Jas, en Joor, Watte fchepenwat kanon t Hoe men 't zo verzinnen kon Met verwondering niet ftaaren Hebben wy, in Westcappelle, Op deez* aangenaame Stad Of in Dumburg, hoe bebouwd, 'k Wed het volk zig zelv' vergat. Zukke diDgen ooit befchouwd? „Is dut Vlisfing! veur veel' Jaareu, Zulk een fchaamele visfchers buurt Wie weet hoe veel gouwen fchilacn Zobewaid, bebouwd, bemuurd? Hoe veel zwart Tournoois het kost, Zo men dat eens gisfen most Dat zyn Kuizendat zyn Kerken En wy 't eens becyfren wilden Watte Toorens! wat een Kaai! Dat dut paalwerk, dusken dyk Alles is hier even fraai Komt, ja dat is uit de kyk! En Welk dit: Betje Wolff, Walcheren in vier gezangen (wordt vervolgd) 10 Den Spiegel

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2006 | | pagina 12