te geven. Uiteindelijk, in het najaar van
1832 nemen Engeland en Frankrijk hetzelf
de pressiemiddel ter hand: Zij plaatsen niet
een deel, maar de gehele Nederlandse
scheepvaart onder embargo. Alle havens
worden geblokkeerd en Nederlandse sche
pen worden in Engeland en Frankrijk aan
de ketting gelegd. Pas na een half jaar
komt men tot een akkoord en wordt het
embargo opgeheven. Kort daarna verschij
nen de eerste kapiteins met verklaringen
over het verblijf in de 'tijdelijk vijandelijke'
havens.
NHM
In tijden van oorlog in Europa waren het
telkens de schepen op langdurige reizen die
bij thuiskomst voor verrassingen kwamen
te staan. Zo ook in het beruchte jaar 1830.
Maar koning Willem zal het erger hebben
gevonden dat zijn grenzen ter discussie
stonden en dat de nauwkeurig geplande
economie aan het wankelen werd gebracht.
Want naast particuliere reders en kooplie
den werd ditmaal ook de nog zeer jonge
Nederlandse Handel-Maatschappij (NHM)
zwaar getroffen.
De NHM werd ook wel de 'Kompenie Ketjil'
genoemd (de kleine compagnie), omdat
het werd gezien als de opvolger van de
voormalige VOC; de grote overeenkomst
was de vrijwel identieke monopoliepositie
op de handel en het vervoer van de pro
ducten uit Indië. De retourschepen waren
volgeladen met koffie en suiker als belang
rijkste lading, daarnaast werden ook pro
ducten als indigo, bindrotting, specerijen
(zoals peper, nootmuskaat, kaneel en
kruidnagel), cochenille, tin, tabak en thee
meegebracht. De NHM had net als in de
gloriedagen van haar voorganger een aan
tal steden waar zij gevestigd was, vanwaar
de vloot uitvoer en waar dus ook de reders
gevestigd waren die ervoor zorgden dat er
schepen naar Indië vertrokken. Vanaf haar
oprichting (1824) tot aan de Belgische
Opstand (1830) voer een evenredig deel
van de schepen van en naar Antwerpen. De
Belgische Opstand dwong de NHM tot een
ingrijpende reorganisatie in zowel het da
gelijks verkeer als haar bestuur. Git België
haalde de NHM namelijk, uit de aldaar op
gezette textielindustrie, producten die wer
den geëxporteerd naar Indië. Met het weg
vallen van deze industrie en dus ook haar
eindproducten, moesten er andere midde
len worden gezocht. Het gevolg was de
kleine opkomst van weverijen in economi
sche probleemgebieden zoals Zeeland daar
één van was, maar vooral de machtige tex
tielindustrie in Twente is er bekend door ge
worden.
De eerste verklaringen
Tussen de stukken van de rechtbank, in de
jaren 1830 en 1831, trof ik een veertigtal
verklaringen aan, kort op elkaar volgend;
meest afgelegd door ietwat verwarde kapi
teins en telkens voor dezelfde Vlissingse
vrederechter Jacob Hendrik Correvont van
der Houte. De verklaringen zijn uiteenlo
pend. De één legt zich neer bij de situatie
en wacht af, de ander probeert via een om
weg nog iets te bereiken.
Coenraad Masker, kapitein van de kust
vaarder Goede Trouw verliet op 19 oktober
1830 nietsvermoedend over de laatste
nieuwsberichten de haven van Bordeaux
met een lading stukgoederen en vruchten,
op weg naar Antwerpen. Onder zwaar weer
bereikten zij op 27 oktober Oostende, maar
een loods kwam niet. De loodsboot die hen
de volgende dag naderde, keerde direct
weer om na het zien van de Nederlandse
vlag, wat kapitein Masker niet kon begrij
pen. Bij het uitblijven van een loods waren
zij genoodzaakt verder te gaan. Aan de
Kaloot liep de Goede Trouw echter vast en
brak onder meer het slot van het roer.
Desondanks werd de rede van Rammekens
bereikt. De volgende dag verscheen aan
boord een stoet ambtenaren met de bood
schap dat de belastingen op de ladingen
meteen voldaan moesten worden en niet in
Antwerpen, bij weigering mocht de kapitein
niet verder varen. Masker, die de gang van
zaken opmerkelijk vond, achtte zichzelf niet
bevoegd in deze administratieve zaken en
weigerde. Het schip bleef op de rede liggen.
Wat Masker in de tussentijd heeft gedaan is
.liili 2007
19