van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland,
zoals de nieuwe maatschappij later heette,
verbruikten in 1878 drie ton per uur oftewel
53 ton per reis - een bedrag van 528,
aan kolen. Bij 348 reizen was dat in totaal
18.447 ton in het jaar. Ook van de in 1875
opgerichte werf De Schelde profiteerde de
steenkolenhandel, aldus het gemeentever
slag over 1876. Tegenover een invoer van
overzee van 9.720 ton steenkolen in 1874,
stond 21.743 ton in 1875, 30.621 ton in
1876 en weer ruim 21.000 ton in 1877. De
overzeese uitvoer van steenkolen steeg van
2.604 ton in 1874 naar 8.742 ton in 1875,
de bestemmingen waren Rusland, de Ver
enigde Staten van Noord-Amerika en
Nederlands-lndië.
Andere ondernemingen
Floor Wibaut was niet alleen commissaris
van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland,
hij zetelde ook in de eerste raad van com
missarissen van de werf De Schelde. Eén
van de eerste vergaderingen van die raad,
in november 1875, vond plaats in zijn huis
in de Walstraat. Samen met de Middel
burger J.P.I. Buteux vormde Wibaut een
'uitvoerend comité'. De overige drie com
missarissen woonden in Slikkerveer en
Rotterdam en hadden het noodzakelijk ge
vonden 'om in deze combinatie een paar
flinke mannen uit Zeeland te hebben'.
Wibaut was in 1876 één van de weinige
Zeeuwen die aandelen in De Schelde nam:
vier van de tweehonderd (a 1.000,uit
de eerste serie. Bij de tweede serie van 200
aandelen tekenden heel wat meer Zeeuwen
in, Wibaut nam toen één aandeel.
Een onderneming die minder succes had,
was de in 1876 opgerichte Vlissingsche
Zeevisscherij. Wibaut en zeven andere Vlis-
singse ondernemers lieten bij De Schelde
een 23 meter lang schip bouwen, de sloep
De Zeeuw, voor de visserij op kabeljauw.
Het Vlissingse scheepsvolk bleek echter
geneigd tot 'desertien, dronkenschap en
vechterijen' zodat geschikter visserslui uit
Middelharnis aangemonsterd werden en
men vanuit die plaats begon uit te varen. In
de zomer van 1880 werd er echter alge
meen zoveel haring gevangen, dat de hele
lading gezouten kabeljauw onverkoopbaar
was. De aandeelhouders zagen af van ver
dere investeringen en hieven de onderne
ming op.
Eveneens in 1876 trad Floor Wibaut als
vennoot toe tot de Houthandel Alberts in
Middelburg. De aanleiding was het overlij
den van Alberts' vennoot Pieters in 1875
waarna diens nabestaanden zich uit de ven
nootschap terugtrokken. Wibaut was een
belangrijke handelspartner van Alberts en
voorzag de houthandel nu van een som van
24.000,(voor driekwart in contanten).
Zo werd hij voor een achtste deel eigenaar
van de bloeiende onderneming - vanaf
1878 was hij commanditair (beperkt aan
sprakelijk) vennoot.
Arm- en Weesbestuur
Floor Wibaut probeerde niet alleen
Vlissingen en haar inwoners vooruit te hel
pen door zijn initiatieven, hij hielp zijn stad
genoten ook direct. 'Mijn vader was bijzon
der goedhartig voor ieder die geholpen
moest worden', aldus Floor jr. 'Hij was in
het kleine stadje de vraagbaak voor velen
en ook de toevlucht van velen... Tussen
mijn vader en moeder was op dit punt vol
ledige overeenstemming. Ik herinner mij
dat de eerste kerstdag, 's ochtends al
vroeg, een hele rij mensen zich bij ons aan
meldde om zakken steenkolen, zakjes brui
ne bonen en stukken spek in ontvangst te
nemen. Mijn vader reikte alles zelf uit... Bij
de eerste communie van kinderen werden
door mijn moeder altijd een paar meisjes
volledig in nieuwe kleren gestoken'.
Ook bij de officiële armbedeling was Floor
Wibaut betrokken. Vanaf 1852 maakte hij
deel uit van de Vlissingse Commissie voor
Spijsbedeling die elke winter vanaf 1 de
cember warme maaltijden uitdeelde aan (in
1857) 685 armen. De maaltijden kostten
6 cent in 1852, 7 cent in 1857 en werden
drie keer in de week verschaft: 'maandag
gort, woensdag erwten, zaterdag aardap
pelen'. Het rooms-katholieke Arm- en
Weesbestuur, waarvan Wibaut sinds 1848
lid was en vanaf 1855 voorzitter, partici-
6
Den Spiegel