N ICO I. AAS JARRV (.UTJ'EIV OP HET VU.SMXOSCIIK KAI'EK SCHIP HE VEISSIHGEH. Kaper Jarry, bij het Vlissingse havenhoofd (Gemeentearchief Vlissingen, Historisch Topografische Atlas) poëzie op, maar snorkende verzen. Het moraliseren, het bekeren tot een goede va derlander stond voorop en de poëzie schoot daarbij in. Pas in zijn derde bundel Gezangen sprak Bellamy met eigen stem. Hij wilde niet lan ger de lezer overhalen tot welk politiek standpunt dan ook. Hij gaf hier voor het eerst direct uiting aan zijn gevoelig innerlijk leven. Melancholie, vriendschap en doods besef maken plaats voor politiek. Met name de dood houdt hem sterk bezig, net alsof hij die voelde aankomen. Zo vond de dichter in nog geen zes jaar een eigen stem. Niet alleen in zijn werk was Bellamy een vrijmoedig man. Hij was dat ook in het da gelijkse leven. Daarom bestaan er over hem vele anekdotes die door Dr. J. Aleida Nijland in haar prachtige dissertatie over Bellamy's leven en werk uitvoerig beschre ven worden. Zij zuigt al die gebeurtenissen echter niet uit haar duim. Zij heeft deze verhalen ge vonden in de vele geschriften, die tijdgeno ten van Bellamy over hem geschreven heb ben. Ik moest bij het planten van bomen op het nieuwe Spuiplein in het kader van het Fonteyneplan meteen aan Bellamy denken. Die zag in zijn stad Vlissingen een planter een rij bomen plaatsen. Maar de bomen stonden volgens Bellamy niet recht in de rij. Dat ergerde hem. Snel schreef hij een gedicht waarin hij zijn ergernis daarover uitsprak. Hij stopte het protestgedicht in de grond op de plaats waar de planter de vol gende dag de volgende boom zou planten. Deze schrok zich naar bij het zien van een nieuw blad papier in de grond. Hij durfde het niet te openen, laat staan te lezen. Op het stadhuis werd Bellamy's epistel ge opend en gelezen. Het gedicht bevatte een voorspelling dat er in Vlissingen over vele jaren iemand bomen zou planten die zo scheef en onhandig geplaatst waren dat ze de stad zouden ontsieren. Op de gemeente begrepen ze meteen hoe laat het was en ze controleerden het werk van de planter. Deze kreeg een lelijke uitbrander en moest de rijen herstellen. Iedere zomervakantie kwam Bellamy als echte Vlissinger terug naar zijn stad om de kermis te kunnen meemaken. Hij keek er al tijd vol verlangen naar uit, temeer omdat hij dan weer verenigd was met zijn geliefde Fransje. Maar de moeder van Fransje moest niets van de dichter hebben. Zij had haar dochter verboden met Bellamy om te gaan. Toch was Fransje niet tot andere gedachten te brengen. In 1782 vertoonde zij zich voor het eerst met haar geliefde in het openbaar op de Vlissingse kermis. Maar het liep slecht af. Want twee officieren liepen met opzet steeds tegen het gelukkige paar op. Bellamy wist zich nog in te houden, maar toen hun getreiter bleef aanhouden, schold hij hen uit. Er ontstond een woordenwisseling. Uitein delijk trok een van de officieren zijn degen en bedreigde Bellamy. Maar deze was niet bang en riep: 'Doe het, ik heb geen degen nodig; ik sla u met mijn vaderlandse vuisten'. Ze daagden elkaar uit. Bellamy verscheen, maar de officier niet. Een jaar later reisde Bellamy in de zomer opnieuw naar Vlissingen. Hij reisde deze keer over Den Haag, waar hij een uitgever zou spreken. In Den Haag was er op dat Oktober 2007 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2007 | | pagina 17